18392 |
bretel |
bretel (<fr.):
bretels (L265p Meijel),
brətɛls (L265p Meijel),
help:
helpe (L265p Meijel)
|
bretels, stel schouderbanden om de broek op te houden [N 23 (1964)] || de bretels [N 59 (1973)]
III-1-3
|
28075 |
breukpand |
vulling:
vulling (L265p Meijel
[(Emma / Maurits)]
[Maurits])
|
Het pand waar de ondersteuning wordt geroofd met als doel het dak te laten instorten. De invuller uit Q 21 merkt over de opgaven "roofpand" en "vulling" het volgende op: voordat de nachtdienst de transportmiddelen, de lucht- en waterleidingen en de verlichting verplaatst had naar het nieuwe pand en het oude pand had geroofd, sprak men van het "roofpand", dit in tegenstelling tot het nieuwe pand dat het "koolpand" werd genoemd. Als de dagdienst begon, gebruikte men de term "roofpand" niet meer maar werd over de "vulling" gesproken. [N 95A, 14; monogr.; Vwo 198; Vwo 730]
II-5
|
28074 |
breukpijler |
breukpijler:
brø̄kpęjlǝr (L265p Meijel
[(Emma / Maurits)]
[Maurits])
|
Pijler waarvan het ontkoolde gedeelte wordt gevuld door het beheerst laten instorten van het dakgesteente. Dit wordt bereikt door in dit deel van de pijler de ondersteuningen weg te nemen (zie ook het lemma Roven). [N 95, 361; N 95, 578; monogr.; N 95, 545]
II-5
|
21250 |
brief |
brief:
brif (L265p Meijel)
|
brief [RND]
III-3-1
|
21205 |
briefkaart |
briefkaart:
briefkart (L265p Meijel, ...
L265p Meijel)
|
de kaart waarop men tegen lager tarief dan voor brieven correspondentie kan voeren [briefkaart, brievenkaart, postkaart, kaartbrief] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33840 |
briesen |
snuiven:
snȳvǝ (L265p Meijel)
|
Proestend, snuivend of blazend geluid met neus en lippen maken. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 22, 21; N 8, 66 en 67; S 5]
I-9
|
19419 |
briket |
briket:
briekèt (L265p Meijel),
briket (L265p Meijel)
|
(Langwerpig) stuk brandstof, geperst uit steenkool- of bruinkoolgruis, fijngemaakte turf of houtskool met water en leem vermengd (briket, kluit, slof) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
28468 |
broed aanzetten |
broed aanzetten:
brut ɛnzetǝ (L265p Meijel)
|
Begin van vorming van het broednest. De koningin legt bevruchte en onbevruchte eieren in de cellen. Uit de bevruchte eieren komen de werkbij en de koningin of moer, uit de onbevruchte de dar. [N 63, 18]
II-6
|
28490 |
broed trekken |
broed trekken:
brut trękǝ (L265p Meijel)
|
Verwijderen van het broed door de bijen als er te weinig voedsel is. De bijen verwijderen het onverzegelde broed, eventueel bij grote armoede ook het verzegelde, omdat de materie waarin de larven liggen hen nog als voedsel kan dienen. [N 63, 20b]
II-6
|
19245 |
broeden |
broeden:
bruuje (L265p Meijel),
bry(3)̄jə (L265p Meijel),
uitbroeden:
utbroeje (L265p Meijel),
utj bruuje (L265p Meijel),
utjbrūūjə (L265p Meijel)
|
Hoe heet verder: broeden? [N 93 (1983)] || ontwerpen, uitdenken, gezegd van bijv. een plan, een aanslag [beramen, braaien, broeden] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-2
|