e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

Gevonden: 8212
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broekenmaker boksenmaker: boksǝmākǝr (Meijel) Persoon die alleen maar broeken maakt. Het woordtype stukwerker duidt op een persoon die niet uitsluitend broeken maakt. [N 59, 195b] II-7
broekenplank boksenplank: boksǝplaŋk (Meijel) De broekenplank is de strijkplank die bij het openpersen van de broeksnaden in de broekspijp gestoken wordt. Deze plank heeft volgens de informant van L 416 de lengte van de broekspijp. De informanten van Q 17, Q 165 en Q 198 noemen zowel de plank waarmee zij de broekspijpen persen als de plank waarmee zij de mouwnaden persen mouw(e)plank(je) of mouwenhout. Zie ook de lemmata ɛpersplankɛ en ɛmouwplankɛ. Zie afb. 15.' [N 59, 19c] II-7
broekkettingen kettings van de achterboks: keteŋs ˲van dǝn āxtǝrboks (Meijel) Kettingen waarmee de broek van het achterhaam aan de berries is vastgemaakt. [N 13, 79] I-10
broekland, moeras moeras: ps. boven de a staat nog een ? en een `; deze combinatieletter is niet te maken.  mŏĕras (Meijel) moeras [DC 02 (1932)] III-4-4
broekspijp boksenpijp: boksəpīpə (Meijel), bŏksepiepe (Meijel), bŏksje pīēp (Meijel), bóksepie:pe (Meijel), bokspijp: bókspie:ëp (Meijel) de pijpen van de broek [N 59 (1973)] || Hoe noemt U de pijp van een broek? [N 62 (1973)] || pijp van een broek || pijpen van een broek || pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)] III-1-3
broeksriem boksenriem: bŏkseriem (Meijel), riem: hij hiel zin boks op me ne laerren riem (Meijel) band of riem waarmee de broek in de taille wordt opgehouden [boekreem, boekband, boksemband] [N 23 (1964)] || Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)] III-1-3
broekzak achter vottasje: vottèske (Meijel), vottentas: votətɛs (Meijel), vottentasje: vóttetèske (Meijel) de achterzak [N 59 (1973)] || zak aan de achterkant van de broek || zak aan de achterkant van de broek [konttes, votteske] [N 23 (1964)] III-1-3
broekzak opzij boksentas: boksətɛs (Meijel), bŏksetès (Meijel), bóksetès (Meijel) broekzak opzij || broekzak opzij [broeksebuil, boksetes, boksenbool, venget] [N 23 (1964)] || de broekzak opzij [N 59 (1973)] III-1-3
broekzak voor steektas: stēͅktɛs (Meijel) zakken voor in broek, i.p.v. opzij (steekzak?) [N 59 (1973)] III-1-3
broer broer: broer (Meijel), bruu:r (Meijel), brūr (Meijel) broer [DC 03 (1934)] || de tak van een geslacht [natie, familie] [N 87 (1981)] III-2-2