25126 |
druilerig en koud weer |
nat (weer):
naat (L246b Melderslo)
|
nat [DC 02 (1932)]
III-4-4
|
19310 |
durven |
durven:
dörve (L246b Melderslo)
|
durven (geen context) [DC 37 (1964)]
III-1-4
|
21418 |
duur |
duur:
deur (L246b Melderslo)
|
duur: Dit grote huis wordt me te -, ik ga kleiner wonen [DC 35 (1963)]
III-3-1
|
17895 |
duwen |
duwen:
dōwə (L246b Melderslo)
|
duwen [RND]
III-1-2
|
19504 |
dweil |
dweil:
dweͅi̯l (L246b Melderslo)
|
grove doek waarmee vloeren, stoepen, etc samen met water worden schoongemaakt [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19657 |
dweilen |
dweilen:
dweͅi̯lə (L246b Melderslo)
|
stenen of houten vloeren, stoepen, etc. met behulp van water en een grove doek schoonmaken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
33297 |
echte koekoeksbloem |
hanepoot:
hānǝpyǝt (L246b Melderslo)
|
Lychnis flos-cuculi L. Een algemeen voorkomende plant in graslanden met rechtopstaande stengel en roze-rode bloemen met gespleten kroonbladeren. De plant bloeit van mei tot september en komt ook wel gekweekt voor. De hoogte varieert van 30 tot 90 cm. [A 17, 2; A 49B, 2; monogr.]
I-5
|
20941 |
een boterham smeren |
een boterham smeren:
ən bo̝tram smē̝ͅrə (L246b Melderslo)
|
smeren [RND]
III-2-3
|
34532 |
een ei |
ei:
ęi̯ (L246b Melderslo)
|
[L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.]
I-12
|
19855 |
een huis huren |
huren:
heure (L246b Melderslo)
|
een huis huren [DC 35 (1963)]
III-2-1
|