e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Melderslo

Overzicht

Gevonden: 625
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
filter in de melkzeef zijdoek: zēi̯dōk (Melderslo) In het algemeen is de filter een linnen of katoenen lap waardoor de melk gezuiverd wordt van verontreinigingen. In plaats van deze lap gebruikt men ook wel een vel filtreerpapier of een schijf watten. Ouderwets is de met paardenhaar vervaardigde melkzeef. [L 48, 35.Ia, Ib en Ic; Lu 2, 35.Ib en Ic; A 18, 11b en 11c; BN 2, 4; monogr.] I-11
fluisteren smiesperen: vgl. Van Dale: smiespelen, fluisteren, smoezelen.  smiesperen (Melderslo) fluisteren [DC 16 (1948)] III-3-1
framboos framboos: framboes (Melderslo) [DC 13 (1945)] I-7
gans gans: gans (Melderslo) [A 2, 42; A 6, 5a; A 6, 5b; A 6, 5c; S 9; L 1a-m; L 1, 58; JG 1a, 1b, 1c, 1d; Vld.; monogr.] I-12
gat in een kledingstuk gat: Die vrouw hēt e gaat in euren koos (Melderslo) Die vrouw heeft een gat in haar kous. [DC 14A (1946)] III-1-3
gegraven waterloop graaf: grāf (Melderslo) In het algemeen is in dit lemma sprake van een gegraven waterloop als afscheiding of om overtollig water af te voeren of om te bewateren. In dialectenqu√™tes zijn er veel vragen gesteld naar de benamingen voor een sloot, graaf of gracht. In de antwoorden bleek veel overlap te zitten. Het gaat hier om waterlopen die verschillend van breedte kunnen zijn. Omdat de antwoorden hierover niet eenduidig waren, was het niet mogelijk aan een begrip een vaste breedte toe te kennen. Algemeen kan men zeggen dat een gracht een bredere sloot is, een graaf een wat bredere, vaak droge sloot, en dat een goot, grub en zouw wat smallere waterlopen zijn. Het overeenkomstige bij alle waterlopen is dat ze gegraven zijn. [N 27, 24; AGV, m1; A 20, 1c; A 20, 1d; A 10, 21; A 2, 48; L 24, 27; L 1a-m; L 36, 4; L A1, 62; Lu 1, 5; R 14, 23j; S 11, 33; monogr.] I-8
geit geit: gęi̯t (Melderslo) Geit in het algemeen. Ten aanzien van germ merken enkele informanten (L 292 (Heythuysen), Q 99 (Meerssen), 111* (Ransdaal)) op dat hiermee een vrouwelijke geit wordt bedoeld. Zie afbeelding 7. [N 77, 74; L 14, 32; A 9, 20; JG 1a, 1b; Wi 7; NE I, 16; AGV, m3; Gwn 5, 13; Vld.; monogr.; S, Q 105 add.; S 10, add.] I-12
geknotte wilg wilgenpoest: wilgepoest (Melderslo) de knotwilg (boom van het geslacht Salix) [DC 13 (1945)] III-4-3
geld centen: sɛntə (Melderslo), geld: xɛ.ld (Melderslo) geld [RND] || geld opdoen (opmaken) [RND] III-3-1
gele kwikstaart kwikstaart: kwikstaart (Melderslo) kwikstaart, geel [DC 26 (1954)] III-4-1