33318 |
kleine boerderij |
keuter:
kø̄tǝr (L246b Melderslo)
|
Bij keuterij, e.d. in het noorden van de Nederlandse provicie wordt uitdrukkelijk opgemerkt dat de keuterboer gewoonlijk ook in dagloondienst is en géén paard bezit; zijn grond beslaat niet meer dan drie tot vijf hectaren. Ook hier vindt men, naast specifieke terminologie met name met het element keuter, ook veel omschrijvende benamingen met klein en diminutiva. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "Boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c; A 30A, 3a, 3b en 3d; L 22, 1b; monogr.; add. uit L 38, 22]
I-6
|
17756 |
kleine neus |
kleine neus:
kleine naas (L246b Melderslo)
|
Dat kind heeft een klein neusje. [DC 37 (1964)]
III-1-1
|
20950 |
klokhuis |
kern:
alleen het klokhuis; zie ook kroês
kèr (L246b Melderslo),
kroos:
met een beetje vruchtvlees eraan; zie kèr
kroês (L246b Melderslo)
|
Hoe noemt men het binnenstee van een appel? (klokhuis) [DC 31 (1959)]
III-2-3
|
18230 |
klomp |
klomp:
kloomp (L246b Melderslo),
kloompen (L246b Melderslo)
|
Hoe noemt men de hiernaast afgebeelde houten voetbekleedsels ? (klompen) [DC 15 (1947)] || Hoe noemt mn een enkele van deze voetbekleedsels ? [DC 15 (1947)]
III-1-3
|
18245 |
klompschoen |
schoenklomp:
schoonkloompe (L246b Melderslo)
|
Hoe noemt men deze voetbekleedsels, indien het bovengedeelte op de voet niet van hout, maar van leer is gemaakt ? [DC 15 (1947)]
III-1-3
|
34256 |
kneden |
botter klatsen:
[botter] klɛtsǝn (L246b Melderslo)
|
De boter kneden om de melk, die zich nog tussen de boterdeeltjes bevindt, eruit te drukken. In sommige gebieden werd de boter tegelijkertijd gewassen. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [A 28, 7; L 1a-m; L 1u, 114; L 6, 7; L 22, 8; Ge 22, 8 en 69; R 3, 76 en 77; monogr.]
I-11
|
24186 |
kneu |
heivink:
heivink (L246b Melderslo)
|
Hoe heet de kneu? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
17677 |
knie |
knie:
knɛj (L246b Melderslo)
|
knie [RND]
III-1-1
|
22364 |
knikkerkuiltje |
lots:
loets (L246b Melderslo)
|
Een holletje in de grond, door de kinderen gebruikt bij het knikkeren? [DC 21 (1952)]
III-3-2
|
17664 |
knokkelkuiltjes |
kuiltjes:
kŭŭlke (L246b Melderslo)
|
De deukjes op de gewrichten tussen hand en vinger, die men ziet op de handjes van dikke babys, maar ook wel bij dikke kinderen en mensen? [DC 21 (1952)]
III-1-1
|