34379 |
roep- en lokwoord voor een big |
kier, kier:
kir, kir (L246b Melderslo)
|
Roep- en lokwoord voor een big. Iets roepen kan ook vervangen worden door een smakkend geluid te maken of door te klakken met de tong. [N 19, 11b; VC 14, 2d r; monogr.]
I-12
|
34529 |
roep- en lokwoord voor het kuiken |
kip, kip:
kip, kip (L246b Melderslo)
|
[N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.]
I-12
|
34377 |
roep- en lokwoord voor het varken |
kuus, kuus:
kus, kus (L246b Melderslo)
|
In plaats van kuus roepen klakt men ook wel met de tong. [N 19, 11a; VC 14, 2c (r]
I-12
|
34442 |
roep- en lokwoorden voor het lam |
liem:
lim (L246b Melderslo)
|
[N 19, 74b; VC 14, 2k (R]
I-12
|
21362 |
roepen |
roepen:
rôepe (L246b Melderslo)
|
roepen (geen context) [DC 38 (1964)]
III-3-1
|
34461 |
roepwoord voor de jonge geit |
liem:
lim (L246b Melderslo)
|
[N 19, 74f; VC 14, 2m -r-]
I-12
|
20760 |
roggebrood |
roggebrood:
roggebroeëd (L246b Melderslo)
|
roggebrood [DC 35 (1963)]
III-2-3
|
32940 |
rol gevouwen hooi op de kar |
rol:
rǫl (L246b Melderslo)
|
De goed neergelegde hoeveelheid hooi op de kar. [A 34, 5b; add. uit N 14, 120]
I-3
|
22443 |
rommelpot |
rommelspot:
rommelspot (L246b Melderslo)
|
foekepot [VC 27 (1962)]
III-3-2
|
18048 |
roof(je) (korst op een wonde) |
roof(je):
röfke (L246b Melderslo)
|
Een roofje (korstje) op een wond. [DC 14 (1946)]
III-1-2
|