e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Melderslo

Overzicht

Gevonden: 625
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sjalot sjalot: mv -ten  schelot (Melderslo) [DC 13 (1945)] I-7
slaan slaan: bond ɛm blou gəslāgə (Melderslo), slao(n) (Melderslo) bont en blauw geslagen [RND] || slaan [DC 02 (1932)] III-1-2
slag klap: klap (Melderslo) Klap. Hij gaf me een klap op mijn schouders. [DC 17 (1949)] III-1-2
slak slak: slek (Melderslo) slak [DC 17 (1949)] III-4-2
slakkenhuis slakkenhuisje: slekkenhuuske (Melderslo) slakkenhuis [DC 17 (1949)] III-4-2
sleutelbos sleutelbos: sleutelboes (Melderslo) Sleutelbos (afbeelding) [DC 14 (1946)] III-2-1
slurpen slurpen: slèùrpe (Melderslo) je moet niet zo slurpen [DC 35 (1963)] III-2-3
snauwen, grauwen grauwen: grauwe (Melderslo), snauwen: snauwe (Melderslo) grauwen: Je hoort hem de hele dag snauwen en - [DC 35 (1963)] || snauwen: Je hoort hem de hele dag - en grauwen [DC 35 (1963)] III-1-4
sneeuwen sneeuwen: snieje (Melderslo) sneeuwen [DC 03 (1934)] III-4-4
sneeuwx sneeuw: sniej (Melderslo), snîêj (Melderslo) sneeuw [DC 03 (1934)], [RND] III-4-4