23276 |
vroegmis |
eerste mis:
də i.ərstə mis (L246b Melderslo)
|
vroegmis [RND]
III-3-3
|
21276 |
vrouw |
vrouw:
vrou (L246b Melderslo),
vruu (L246b Melderslo),
wijf:
wīf (L246b Melderslo)
|
vrouw [RND], [RND]
III-3-1
|
34550 |
vrouwelijke gans |
gans:
gans (L246b Melderslo)
|
[A 6, 5b; L 1a-m; JG 1a, 1b; S 9; monogr.]
I-12
|
34556 |
vrouwelijke kalkoen |
schroethen:
sxruǝthɛn (L246b Melderslo)
|
[A 6, 3b; L 1, 113; monogr.]
I-12
|
34473 |
vrouwelijke kip |
hen:
hɛn (L246b Melderslo)
|
De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.]
I-12
|
32188 |
wagenmaker |
radmaker:
rātmękǝr (L246b Melderslo)
|
De algemene benaming voor de vakman die karren, wagens en wielen vervaardigt en herstelt. Het woord stelmaker was ook bekend bij de respondenten uit Tegelen (L 270), Weert (L 289), Neer (L 294), Montfort (L 382), Limbricht (L 434), Genhout (Q 19b), Doenrade (Q 27), Oirsbeek (Q 33), Maastricht (Q 95) en Klimmen (Q 111). Het werd in de dialecten van die plaatsen echter niet gebruikt. Sommige zegslieden merkten ervan op dat het woord alleen in het zuiden van Nederlands-Limburg in plaatsen langs de Duitse grens gebruikelijk was. Reparaties aan de houten onderdelen van karren en wagens konden niet alleen door de wagenmaker, maar ook door de timmerman/schrijnwerker worden uitgevoerd. Zegslieden uit de volgende plaatsen gaven dit antwoord: Nederweert (L 288), Helden (L 291), Heythuysen (L 292), Bocholt (L 317), Horn (L 325), Bree (L 360), Gerdingen (L 360a), Gruitrode (L 366), Kessenich (L 370), Maasbracht (L 377), Montfort (L 382), Meeswijk (L 424), Stein (Q 15), Geleen (Q 21), Schinnen ( 32), Nuth (Q 36), Amby (Q 102), Berg en Terblijt (Q 103), Margraten (Q 192) en Vijlen (Q 208). Defecte metalen onderdelen van karren en wagens werden doorgaans door de plaatselijke smid hersteld. Dit was het geval in: Blerick (L 269), Houtblerick (L 269a), Tegelen (L 270), Venlo (L 271), Helden (L 291), Heythuysen (L 292), Urmond (Q 14), Stein (Q 15), Schinveld (Q 30), Brunssum (Q 35), Maastricht (Q 95), Sibbe (Q 101a), Amby (Q 102) en Wittem (Q 204). In Waubach (Q 117a) werd dit werk door een bankwerker gedaan. Die noemde men schlosser (šlø̜sǝr). Zie ook het lemma ɛkoudsmidɛ in wld II.11, pag. 2.' [N G, 1a; N G, 2; Lu 5, 18a-b; A 27, 18a-b; RND 77; L 34, 18; monogr.]
II-12
|
20979 |
walnoot |
noot:
noot (L246b Melderslo)
|
Hoe noemt men de vrucht van de walnoot of okkernoot (Juglans regia L.)? [DC 17 (1949)]
III-2-3
|
17755 |
wang |
wang:
wange (L246b Melderslo)
|
Welk woord gebruikt men in Uw dialect om de vlezige zijkant van het gezicht aan te duiden? Hoe spreekt men het uit? [DC 27 (1955)]
III-1-1
|
19658 |
wasgoed |
wasgoed:
wasgood (L246b Melderslo)
|
wasgoed [DC 35 (1963)]
III-2-1
|
33631 |
waterput |
put:
pøt (L246b Melderslo, ...
L246b Melderslo,
L246b Melderslo)
|
[DC 21 (1952)] [DC 21 (1952)] [RND 10]
I-7
|