34574 |
wiel |
rad:
rāt (L246b Melderslo)
|
Algemene benaming voor het wiel van een kar of een wagen. De karren en wagens hebben aanvankelijk houten wielen met daarrond een ijzeren band, om slijtage tegen te gaan. Na de tweede wereldoorlog werden deze houten wielen geleidelijk aan vervangen door wielen met luchtbanden. Afhankelijk van de omtrek heeft een wiel tien tot veertien spaken. [N 17, 57a-b + add; N 18, 99 + add; N G, 4; JG 1a + 1b; Gi 1,1; L 20, 21; L 38, 41; A 2, 60; A 4, 21; A 43, 1a-b; Wi 5; S 29; monogr.]
I-13
|
24276 |
wielewaal |
gele wiewauw:
gaele wiewauw (L246b Melderslo)
|
Hoe heet de wielewaal? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
20852 |
wijn |
wijn:
wīēn (L246b Melderslo)
|
wijn [RND]
III-2-3
|
24557 |
wilg (alg.) |
wilg:
-
wilg (L246b Melderslo)
|
wilg (Salix) [DC 28 (1956)]
III-4-3
|
19074 |
willen |
willen:
wille (L246b Melderslo)
|
willen (geen context) [DC 38 (1964)]
III-1-4
|
24279 |
winterkoninkje |
winterkoninkje:
winterkeuninkske (L246b Melderslo)
|
Hoe heet de winterkoning? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
33479 |
witte aalbes |
miemeren:
mv: -en
miemeren (L246b Melderslo)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
20654 |
witte kool |
kappes:
kappeze (L246b Melderslo)
|
witte kool, de kool waarvan zuurkool gemaakt wordt [DC 27 (1955)]
I-7
|
24280 |
witte kwikstaart |
kwikstaart:
kwikstaart (L246b Melderslo)
|
kwikstaart, wit [DC 26 (1954)]
III-4-1
|
21267 |
woord |
woord:
woͅərt (L246b Melderslo)
|
woord [RND]
III-3-1
|