17758 |
mond |
mond:
mont (P045p Meldert, ...
P045p Meldert)
|
mond [RND], [ZND m]
III-1-1
|
17759 |
mond (spotnamen) |
bakkes:
groeət bakkəs (P045p Meldert),
muil:
m"l (P045p Meldert)
|
een grote mond [ZND 31 (1939)] || muil [ZND m]
III-1-1
|
34207 |
mond- en klauwzeer |
pootziekte:
puwǝtzektǝ (P045p Meldert)
|
Een zeer besmettelijke ziekte, veroorzaakt dor een virus. De eerste verschijnselen zijn stijfheid, vermindering in de melk, hoge koorts, sterke speekselafscheiding. Daarna ontstaan er blaren op het slijmvlies van de mond en de tong, aan de spenen en tussen de klauwen. Ook inwendig kunnen blaren voorkomen. De grootste schade wordt veroorzaakt door allerlei bij- en naziekten zoals verwerpen bij drachtige dieren, zeer ernstige uierontstekingen, langdurige kreupelheden, klauwontstekingen en misvormingen van de klauwen, uitgebreide etteringen en longaandoeningen (Berns 1983, blz. 181). Zie ook het lemma ''mond- en klauwzeer'' in wbd I.3, blz. 484-486. De gegevens van A 48A, 21 zijn verwerkt in de aflevering over het kleinvee (wld I.12) in het lemma ''mond- en klauwzeer'' (1.1.7). [N 3A, 80a; monogr.]
I-11
|
25063 |
mondvol |
hap:
hap (P045p Meldert)
|
hap (mondvol) (afbijten) [ZND 32 (1939)]
III-4-4
|
23222 |
monnik |
pater (lat.):
ne poatər (P045p Meldert)
|
Een monnik. [ZND 31 (1939)]
III-3-3
|
20839 |
mosterd |
mosterd:
mostərd (P045p Meldert)
|
mosterd [ZND 31 (1939)]
III-2-3
|
24355 |
mot |
mot:
ook in ZND 31, 038
mot (P045p Meldert)
|
mot [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
21263 |
motor |
moteur:
moͅt"r (P045p Meldert)
|
motor [RND]
III-3-1
|
25664 |
mout |
mout:
mǭǝt (P045p Meldert)
|
Het op de eest of eestvloer gedroogde en eventueel geroosterde graan. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''eesten''. [N 35, 20; L 1a-m; L 1u, 166; S 5; Jan 14d; monogr.]
II-2
|
18264 |
mouw |
mouw:
mouw, mouwkə (P045p Meldert),
twie mauwe (P045p Meldert)
|
een mouw, een mouwtje [ZND 31 (1939)] || mouw (meervoud) [ZND 31 (1939)]
III-1-3
|