33456 |
horizontale sluitbalk van een poort |
schuif:
sxø̜f (P045p Meldert),
schuifbalk:
sxø̜f˱balǝk (P045p Meldert)
|
Een losse balk, soms een stevige stok, die horizontaal wordt aangebracht achter de beide poortvleugels door hem achter haken te leggen. Zo is de gehele poort gesloten. Deze afsluiting bevindt zich meestal ter halve hoogte. Door functionele overeenkomst kunnen sommige benamingen ook in gebruik zijn voor andere afsluitingen. [N 5A, 54a; N 4A, 48; monogr.]
I-6
|
17812 |
houden |
houden:
hāowə (P045p Meldert),
hōwə (P045p Meldert)
|
houden [ZND A1 (1940sq)], [ZND m]
III-1-2
|
34216 |
houder van slachtvee |
vetweider:
vɛtwę̃i̯r (P045p Meldert)
|
[N 3A, 77d]
I-11
|
32766 |
houten eg |
houten [eg]:
hōtǝ [eg] (P045p Meldert)
|
De oude drie- of vierhoekige eg met houten hoofd- en dwarsbalkjes, waarin houten, later ook ijzeren tanden zaten; zie afb. 51, 52, 53 en 54. Waar men een houten eg gebruikte als onkruideg en/of als zaadeg, is aangegeven in de desbetreffende lemmata. Hieronder is de vorm die de houten eg ter plaatse kon hebben, voorgesteld door de tekens ∆ en vierkant. Voor het woord(deel) ''eg'' resp. ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''.' [JG 1a; JG 1b add.; N 11, 70 + 71 + 72 add.; N J, 10; A 13, 16b; div.; monogr.]
I-2
|
34595 |
houtrong |
romblok:
ru ̞mblǫk (P045p Meldert)
|
Werd vooraan op de hoogkar geplaatst wanneer men hout wilde vervoeren. De houtrong bestaat uit een rongblok, twee rongstokken en een raam. De twee rongstokken bevinden zich aan weerszijden van het rongblok; het rechthoekig of trapeziumvormig raam staat in het midden op het rongblok. Dit raam beschermt het paard tegen de druk van de lading, terwijl de rongen de lading op haar plaats houden. Hoewel bij heel wat opgaven een betekenisaanduiding gegeven wordt, is het vaak onduidelijk of twijfelachtig wat er precies bedoeld wordt, omdat sommige woordtypen zowel als benaming voor "houtrong in zijn geheel" als voor "rongblok" en "raam" voorkomen. Toch is hier gekozen voor een vierdeling van het lemma: de opgaven waarbij geen betekenisindicatie gegeven werd, zijn vooraan geplaatst; de opgaven waarbij die indicatie er wel was, zijn naargelang de betekenis ondergebracht onder A. de houtrong in zijn geheel, B. het rongblok of C. het raam. [N 17, 7a-b + 40 + add; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2c]
I-13
|
31803 |
houtsplinter |
splinster:
splɛnstǝr (P045p Meldert)
|
Afgesprongen of afgeslagen klein stukje hout. [N 55, 188a-b; RND 6; L monogr.; monogr.]
II-12
|
19187 |
hovaardig |
hovaardig:
huveͅdig (P045p Meldert)
|
hovaardig [ZND A1 (1940sq)]
III-1-4
|
17565 |
huid |
vel:
vel (P045p Meldert)
|
een vel [ZND A1 (1940sq)]
III-1-1
|
19693 |
huis, woning |
huis:
hø̄s (P045p Meldert),
hø͂ͅs (P045p Meldert),
høͅi̯s (P045p Meldert)
|
huis [ZND 01 (1922)], [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
33642 |
huisakker |
huishof:
hø̜shǫf (P045p Meldert),
huisveld:
hø̜svɛlt (P045p Meldert)
|
Aan het erf grenzende akkergrond. [N 5AøIIŋ, 76d en 76e; N 6, 33a; A 10, 3 en 4; JG 1b, add.; L 19b, 1a; monogr.]
I-8
|