18086 |
jicht |
jicht:
jicht (P045p Meldert),
reumatis:
ràmətis (P045p Meldert)
|
jicht [ZND A1 (1940sq)], [ZND m]
III-1-2
|
20196 |
jong (bijv.nw.) |
jong:
znd 1 a-m; znd 27, 46;
jŏĕnk (P045p Meldert)
|
jong; het kind is nog jong [ZND 27 (1938)]
III-2-2
|
20310 |
jong (bn.) |
jong:
znd 1 a-m; znd 27, 46;
jŏĕnk (P045p Meldert)
|
jong; het kind is nog jong [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
21914 |
jong dat pas kan vliegen |
pieper:
Bij melkers.
pi̯ipər (P045p Meldert),
vlug:
vløch (P045p Meldert)
|
Vlug jong. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
22027 |
jong dat pluimen begint te krijgen |
duivelshaar:
dy(3)̄vəlshōͅr (P045p Meldert)
|
Jong dat pluimen begint te krijgen. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
24175 |
jong en kaal vogeltje |
vogeltje:
vø.gəlkə (P045p Meldert, ...
P045p Meldert)
|
vogeltje [ZND 04 (1924)]
III-4-1
|
34025 |
jong van een rund |
jong:
juŋk (P045p Meldert)
|
[N 3A, 4]
I-11
|
34314 |
jong varken |
bag:
báx (P045p Meldert),
baggen (mv.):
bage (P045p Meldert),
kurretje:
kyrǝkǝ (P045p Meldert)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|
34551 |
jonge gans |
gansje:
gau̯skǝ (P045p Meldert)
|
De benamingen in dit lemma duiden in het algemeen op een jonge gans. In vraag A 6, 5c werd gevraagd naar de dialectbenamingen voor "pasgeboren ganzen". De antwoorden zijn ook in dit lemma opgenomen. Hierdoor komen er onder andere (-)kuiken-opgaven voor. [L 34, 15; JG 1a; A 6, 5c; A 2, 42; monogr.]
I-12
|
34481 |
jonge kip |
pul:
pøl (P045p Meldert)
|
Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.]
I-12
|