e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meldert

Overzicht

Gevonden: 1821
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jood jood: jōͅt (Meldert) jood [ZND m] III-3-1
jurk kleed: da kliUed van anna es veul langer as da van os mei (Meldert), katoune kliëd (Meldert), klījət (Meldert), ə blauw klieət (Meldert) blauw kleed [ZND 32 (1939)] || Een katoenen kleed. [ZND 41 (1943)] || kleed [ZND A2 (1940sq)] || Kleed. Annas kleed is veel langer als dat van Mieke [ZND 44 (1946)] III-1-3
kaal duivenjong platte jong: plàtəjo̝ŋ (Meldert) Kaal duivejong. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
kaantjes krapjes: krɛbəkəs (Meldert), krappen: krabə (Meldert) kanen [Goossens 1b (1960)] III-2-3
kaars kaars: kɛs (Meldert) kaars [RND] III-2-1
kaarten (ww.) kaarten: koͅ.ərtə (Meldert) kaarten [RND] III-3-2
kaas kaas: kééəs (Meldert) kaas [RND] III-2-3
kaatsen bet de bal spelen: bɛ də bal tə spɛ.lə (Meldert), kaatseballen: men zegt hier katseballen  katseballen (Meldert) kaatsen [RND] || Kent u het werkwoord kaatsen (met de bal)? [ZND 41 (1943)] III-3-2
kaf kaf: kaf (Meldert) In dit lemma staan de varianten voor het kaf, de vliesjes of schutblaadjes van de graankorrels, bijeen. Het zit nog, te zamen met vreemd (met name onkruid-) zaad en slecht koren tussen het graan, wanneer het graan gedorst en uitgekamd is en moet ervan gescheiden worden door het wannen. Het type vlimmen (en hoogstwaarschijnlijk ook andere heteroniemen naast kaf) betekenen eigenlijk of ook "kafnaalden". Zie ook de lemma''s ''baard'' (1.3.7) en ''spikken'' (6.1.31). [N 14, 35a, 35b en 35c; JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 27, 55; S 16; monogr.; add. uit N 14, 31] I-4
kafbewaarplaats kafhoek: káfhuk (Meldert) De plaats waar het kaf bewaard wordt. Meestal is dit een aparte ruimte of een afgeschoten deel van een ruimte, zodat het kaf niet zo snel wegwaait. Vrijwel altijd gaat het om een deel van de schuur. In K 316 bewaart men het kaf buiten, in L 413 en Q 97 in een hoek van de dorsvloer. In sommige plaatsen vult men een kuil tot aan de rand met kaf (zo ook kafgat voor Q 7). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (zolder) het lemma "graanzolder" (3.4.11). [N 5A, 72c; N 14, 46; monogr.] I-6