33431 |
balken onder de verhoogde tasruimte |
houter:
hōtǝr (P045p Meldert)
|
De balken die de verhoogde tasruimte naast de dorsvloer dragen. Zie de toelichting bij het lemma "tasruimte naast de dorsvloer" (3.3.2). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (schuur) het lemma "schuur" (3.1.1). [N 5A, 70b]
I-6
|
33427 |
balken van de zolder boven de dorsvloer |
sinkelhouter:
seŋkǝlhōtǝr (P045p Meldert)
|
De zware rondhouten die op de gebintbalken boven de dorsvloer rusten en die de zoldervloer vormen. Deze zolder is een schelf, die ofwel altijd aanwezig is, ofwel elk jaar tijdens het bergen van de oogst gevormd wordt en weer verwijderd als hij leeg is. De rondhouten worden gelegd van het ene gebint naar het andere of dwars op de lengterichting van de beuk die de dorsvloer inneemt. De enkelvoudsvormen betreffen ofwel één van de balken of zijn collectief voor al de balken samen. Zie ook de lemmata "onderste" en "bovenste balken van de schelf" (3.4.2 en 3.4.3). Zie ook afbeelding 14.c bij het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 5A, 68b; N 4, 35 en 68; N 4A, 13a en 13b; monogr.]
I-6
|
20695 |
balkenbrij |
pensding:
penzdeŋk (P045p Meldert)
|
balkenbrij [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
34084 |
banden |
pezen:
pēzǝn (P045p Meldert)
|
Een duidelijk zichtbare spierbundel even boven het begin van de staart aan weerskanten van het staartbeen, die zich ontspant wanneer de koe moet kalven. [N 3A, 111a]
I-11
|
18173 |
barrevoets |
barrevoets:
baerəvuits (P045p Meldert)
|
blootvoets [RND]
III-1-3
|
19730 |
bed |
bed:
beͅt (P045p Meldert),
beͅət (P045p Meldert)
|
bed [RND], [ZND A1 (1940sq)]
III-2-1
|
19754 |
beddenlaken |
laken:
lākə (P045p Meldert)
|
Een laken (op een bed) [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
21558 |
bedienen |
bedienen:
bediend (P045p Meldert),
bedènen (P045p Meldert),
voorthelpen:
voethelpen (P045p Meldert)
|
Hoe heet: iemand van de laatste Sacramenten voorzien? [ZND 32 (1939)] || Iemand in een winkel bedienen. [ZND 35 (1941)]
III-3-1, III-3-3
|
18965 |
bedriegen |
bedriegen:
bədrīəgə (P045p Meldert)
|
bedriegen [ZND A2 (1940sq)]
III-1-4
|
33344 |
bedrijfsgedeelte van het boerenhuis |
achterhuis:
axtǝrhø̜̄s (P045p Meldert)
|
Bedoeld wordt het geheel van stallen en schuur dat achter het woonhuis gelegen is. Bepaalde benamingen zijn specifieke termen voor het bedrijfsgedeelte. Andere opgaven daarentegen zijn algemener en geven daarmee aan dat er voor de bedrijfsgebouwen geen aparte benaming bestaat, ze zijn ook in gebruik voor de boerderij in het algemeen, geven een opsomming van de voornaamste bedrijfsgebouwen of -ruimten (vandaar ook veel meervoudsvormen), verwijzen naar een belangrijk deel van de bedrijfsruimten (zoals de binnenhof of de dorsvloer) of wijzen op dat deel van het complex dat direct aan het woonhuis aansluit (zoals het stookhuis). [N 5A, 31; N 5,126; monogr.]
I-6
|