e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meldert

Overzicht

Gevonden: 1821
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mannelijke duif duiver: dø͂ͅvər (Meldert), mannetje: Is ouder.  meͅnəkə (Meldert) Doffer. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
mannelijke eend wenderik: wēǝndǝrek (Meldert) [GV, K 2; L 1a-m; L 3, 3; L 14, 18; JG 1a, 1b, 2c; S 18; NE II, 55; Vld.; A 6, add.; monogr.] I-12
mannelijke geit bok: boǝk (Meldert), buk (Meldert) [N 70, 8; N 77, 78; N 77, 80; A 9, 19; L 32, 82; Wi 11; RND 89; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12
mannelijke hond, reu mannetje: mɛnəkə (Meldert, ... ) reu [Goossens 1b (1960)] || reu, mann. hond [Goossens 1b] III-2-1
mannelijke kat, kater kater: kātər (Meldert, ... ) kater [Goossens 1b (1960)], [ZND A1 (1940sq)] III-2-1
markt markt: met (Meldert), meͅt (Meldert, ... ) een markt [ZND A1 (1940sq)] || markt [RND], [ZND m] III-3-1
martelen martelen: metələ (Meldert) martelen [ZND A1 (1940sq)] III-3-1
masker mombakkes: moeëbakkes (Meldert) Een masker (dat op vastenavond gedragen wordt). [ZND 31 (1939)] III-3-2
mathaak haak: hōk (Meldert), piklat: peklat (Meldert) Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2] I-4
mayonaise mayonaise: màjònéés (Meldert) mayonaise [RND] III-2-3