23751 |
heiligenprentje |
prentje:
printje (L383p Melick)
|
Een heiligenprentje, santje, ter opwekking van de devotie. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23964 |
heiligschenner |
schender:
schinder (L383p Melick)
|
Een heiligschenner, -schender. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23963 |
heiligschennis |
heiligschennis:
heiligschennis (L383p Melick)
|
Heiligschennis, heiligschending, heiligschenderij, sacrilegie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21838 |
heimelijk koffiedrinken |
leuten:
leute (L383p Melick)
|
heimelijk kopjes koffie bij elkaar drinken [tontelen, konkelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
26741 |
heizicht, heizeis |
heizicht:
hęjzex (L383p Melick)
|
Gereedschap om hei te maaien. In dit lemma zijn verwerkt de gegevens van de enqu√™tevraag naar ''de zeis om hei te maaien'' (I, 26b) en de vraag naar ''de zeis speciaal voor hei te maaien en russen te steken'' in N 18, vraag 77. Van Vessem wijst op pag. 99 ook al op het probleem dat veel informanten de zicht- en zeisbenamingen door elkaar heen gebruiken, omdat de overeenkomst tussen beide werktuigen erg groot is. Ook in dit lemma komen de zicht- en zeisbenamingen door elkaar heen voor. Men mag er niet van uitgaan dat de verschillende woordtypen steeds hetzelfde gereedschap aanduiden. Gemeenschappelijk is welde gebruiksmogelijkheid van dit gereedschap, namelijk om er hei mee te maaien. Een verschil tussen heizicht en heizeis kan zijn dat de heizicht twee handvaten heeft, terwijl de heizeis één handvat heeft. Het blad van de heizicht kan ook kleiner zijn en vooral korter dan dat van de heizeis.' [N 18, 77; I, 26b]
II-4
|
33708 |
heizode los- en stukploegen |
heibreken:
hęi̯brē̜kǝ (L383p Melick)
|
[N 27, 16]
I-8
|
26154 |
hekscheien |
scheien:
šɛjǝ (L383p Melick)
|
De dwarse latten van het hekken, die aan de roede bevestigd zijn en waarop de zoomlatten vastgemaakt worden. Zie ook afb. 38. [N O, 2g; A 42A, 65; Sche 32]
II-3
|
23906 |
hel |
hel:
hèl (L383p Melick)
|
De hel [hèl, höl]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19915 |
hemel |
hemel:
heemel (L383p Melick)
|
De hemel [himmel, heemel]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23894 |
hemelrijk |
hemel:
heemel (L383p Melick)
|
Het hemelrijk. [N 96D (1989)]
III-3-3
|