24049 |
huwelijksafkondigingen |
roeping:
reuping (L383p Melick)
|
De huwelijksafkondigingen, huwelijksgeboden, de "roepen", de "geboden". [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24048 |
huwelijksexamen |
huwelijksexamen:
huwelijksexame (L383p Melick)
|
Het huwelijksexamen bij de pastoor. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23516 |
huwelijksmis |
bruidsmis:
broedsmès (L383p Melick)
|
De huwelijksmis, bruidsmis [broedsmaes]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21667 |
hypotheek |
hypotheek:
hypotheek (L383p Melick)
|
de geldsom die verstrekt wordt op een onderpand bestaande uit bijv. onroerend goed [hypotheek, rippeteek] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21216 |
identiteitskaart |
persoonsbewijs:
persoonsbewies (L383p Melick)
|
de gelegaliseerde kaart waaruit iemands identiteit blijkt [identiteitsbewijs, indentie-bewijs, eenzelvigheidsbewijs] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19296 |
iemand hinderen |
hinderen:
hinjere (L383p Melick),
storen:
sjteure (L383p Melick)
|
iemand beletten zijn werk uit te voeren [mishandelen, verhinderen] [N 85 (1981)] || iemand bij zijn werk storen of ophouden [plagen, steken, hinderen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18865 |
iemand kwaad maken |
titsen:
titsje (L383p Melick)
|
iemand kwaad maken [tirtsen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19022 |
iemand op de zenuwen werken |
lastig:
lestig (L383p Melick)
|
zo druk bezig zijn dat men anderen verveelt [touwen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18895 |
iemand weerstaan |
vasthouden:
vashaaje (L383p Melick)
|
het volhouden tegen iemand, iemand niet zijn zin geven [bolwerken, keephouden, het iemand staan] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19262 |
iemand zijn gang laten gaan |
toelaten:
toelaoten (L383p Melick)
|
toestaan een handeling te verrichten [laten begaan, betijen, getijen, gewaren, loslaten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|