e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Melick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koken (intr.) koken: koake (Melick) koken [DC 03 (1934)] III-2-3
kol kol: kǫl (Melick) Witte vlek op het voorhoofd van de koe. [N 3A, 135b] I-11
kolengruis gruis: gruus (Melick) Hoe noemt u het gruis van kolen? [N 104 (2000)] III-2-1
komijnekaas komijnekaas: Syst. WBD  komienekees (Melick) Komijnekaas (kantert, kemuuniekaas?) [N 16 (1962)] III-2-3
komisch schuins: sjuuns (Melick) lachwekkend omdat de tegenstelling tussen het gepretendeerde en het werkelijke doorzien wordt [komisch, vies] [N 85 (1981)] III-1-4
kommervol (zijn): kommer veel leed: vēūl leid (Melick) vol leed en zorg [diepzinnig, kommervol] [N 85 (1981)] III-1-4
konijnenhol pijp: ideosyncr.  piep (Melick) Hoe noemt u het in de grond uitgegraven verblijf van een konijn (kneut, pijp, potje) [N 83 (1981)] III-4-2
konkelen konkelen: zie ook het lemma "konkelfoezen"in WBD dl. III, 3.1 (woordverklaring wijkt inhoudelijk iets af)  kônkele (Melick) heimelijk invloed aanwenden om zijn doel te bereiken, met slinkse streken aangaan [kronkelen, kuipen, konkelen, foeken, konkelfoeken] [N 85 (1981)] III-1-4
konkelfoezen (wbd) schmeicheln (du.): sjmeigele (Melick) verdacht en zachtjes met elkaar zitten te praten [smoezen] [N 87 (1981)] III-3-1
koolmees, mees bijmus: biemösj (Melick) koolmees III-4-1