23465 |
lei(en) |
lei(en):
leie (L383p Melick)
|
Een lei, de leien op het dak van de kerk [laj, lajje?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
34147 |
leiden |
laten dekken:
lǭtǝ dɛkǝ (L383p Melick)
|
De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
24570 |
lelietje-van-dalen |
lelietje-van-dalen:
leletje van dale (L383p Melick),
lelietje van dalen (L383p Melick)
|
Lelietje van Dalen (convallaria majalis). Een10 tot 25 cm grote plant met kruipende wortelstok, bladeren meestal 2, elliptisch, de bloeistengel is onbebladerd; de bloemen bevinden zich in eenzijdige trossen, klokvormig met 6 tandjes, wit gekleurd en geure [N 92 (1982)]
III-4-3
|
19535 |
lemmer |
lemmet:
lemmet (L383p Melick)
|
snijblad van een mes (lemmer, lemmet) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
25627 |
leng |
leng:
lɛŋ (L383p Melick)
|
Leng is een ziekte in het brood veroorzaakt door de "lengbacil". De leng openbaart zich allereerst door een onaangename zoete geur tezamen met een verkleuring en kleverig worden van de kruim van het brood (Schoep blz. 117). Werkt de leng door dan wordt de verkleuring groter, de kruim wordt kleveriger en de geur wordt zeer onaaangenaam. Breekt men het brood door, dan ziet men bruine kleverige draden tussen de afgebroken delen. Het brood is dan niet voor consumptie geschikt. Bij normale omstandigheden van vocht en temperatuur kan de leng-bacil zich niet ontwikkelen. In de zomermaanden is het ontstaan van leng het meest voor de hand liggend. Zo snel mogelijke afkoeling van het brood en het bewaren op een koele luchtige plaats bestrijdt doelmatig het euvel van de leng (Schoep blz. 147). Het lemma bestaat uit verschillende grammaticale categorieën. [N 29, 72; N 29, 68a; monogr.]
II-1
|
19553 |
lepel |
lepel:
laepel (L383p Melick)
|
lepel in het algemeen (lepel, lippel, leeper) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19556 |
lepelrek |
lepelrekje:
laepelraekske (L383p Melick)
|
rekje aan de wand waarin lepels worden bewaard [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21748 |
leraar |
leraar:
leeraar (L383p Melick)
|
een leerkracht aan een instelling voor voortgezet onderwijs [magister, leraar, regent, leer] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19125 |
leugen |
leugen:
leuge (L383p Melick)
|
een bewust uitgesproken onwaarheid [foet, lieg, leugen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
20514 |
leverworst |
leverworst:
laiverwôrsj (L383p Melick),
lèèverwoorst (L383p Melick)
|
leverworst [N 06 (1960)] || leverworst; Hoe noemt U: Worst met lever als hoofdbestanddeel (lol, leverworst, leverpens) [N 80 (1980)]
III-2-3
|