34137 |
loeien van de koe van pijn |
beuken:
bø̜̄kǝ (L383p Melick)
|
[N 3A, 5e]
I-11
|
33965 |
loenje |
bekriem:
bɛkrēm (L383p Melick)
|
Dubbele band die aan weerszijden van het bit vastgemaakt is, maar slechts tot achter de nek van het paard reikt (cf. definitie van lemma Teugel). Achter aan deze riem is het kordeel vastgemaakt. [JG 1b; N 13, 31]
I-10
|
23311 |
lof |
lof:
lof (L383p Melick)
|
Het lof, de kerkdienst met uitstelling van het Allerheiligste, gehouden op zondagmiddag, soms op zaterdagavond [lof, laof, zeëje?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25289 |
lood, maat van 10 gram |
lood:
lood (L383p Melick)
|
de maat die een gewicht aangeeft van 10 gram [lood] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
33679 |
loodzand |
loodzand:
lōtzanjtj (L383p Melick)
|
De loodgrijze zandlaag onder de heizode. [N 27, 17]
I-8
|
33250 |
loof van de bieten afplukken |
bladeren:
blārǝ (L383p Melick)
|
Als de bieten uit de grond getrokken zijn, worden ze op rijen gelegd en worden de bladeren van de knollen afgesneden of afgeplukt. Bij mechanisch rooien gebeurt het wel dat het loof wordt afgesneden als de bieten nog in de grond staan. [N 12, 48; monogr.]
I-5
|
25605 |
loonbak |
loonbak:
lōnbak (L383p Melick)
|
Deeg van brood en gebak dat aan huis is klaargemaakt en dat naar de bakker wordt gebracht om er brood of gebak van te laten bakken tegen een vergoeding. [N 29, 98; monogr.]
II-1
|
20132 |
loops |
loops:
luips (L383p Melick),
løͅi̯ps (L383p Melick, ...
L383p Melick)
|
konijn, geslachtsdrift vertonend [N 19 (1963)] || loops, geslachtsdriftig ve teef [N 19 (1963)], [N C (1962)]
III-2-1
|
21218 |
losse plankbrug |
vlonder:
vlonder (L383p Melick)
|
een brug die bestaat uit losse planken (vlonder, vonder, til, tilling, kwaak, vondel) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33365 |
losse voerbak voor runderen |
koetrog:
kutrǭx (L383p Melick)
|
Een losse bak of kuip waarin men het voer aan de koeien voorzet. Bedoeld wordt een bak waar meer dan één rund uit eet (en soms ook drinkt). Waar deze draagbare en ouderwetse bak niet (meer) bekend is, werden benamingen voor de vaste voerbak opgegeven (krib, trog en hun samenstellingen). Oorspronkelijk diende de krib voor het droge voedsel voor runderen en paarden en de trog voor het natte voedsel voor de varkens, maar in de praktijk lopen de termen dooreen. Sommige opgaven betreffen mogelijk ook het vak voor één koe van de in vakken verdeelde voerbak. Vergelijk de lemmata "voer- en drinkgoot" (2.2.14) en "vaste voer- en drink- en voerbak, krib" (2.2.15). [N 5A, 37c; N 18, 130; monogr.]
I-6
|