20504 |
nippen |
pitsen:
pitse (L383p Melick)
|
Hoe noemt U: Met kleine beetjes drinken (pisen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20401 |
noemen |
noemen:
numme (L383p Melick)
|
noemen, een naam geven [DC 03 (1934)]
III-2-2
|
25560 |
nog niet uitgerezen deeg |
nog niet genoeg hebben:
(het deeg) hē̜t nax nēt gǝnǫx (L383p Melick)
|
[N 29, 26a; monogr.]
II-1
|
24007 |
nooddoop |
nooddoop:
noodduip (L383p Melick)
|
Een nooddoop, gadoop, geedoop [jieëdoof]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21706 |
notulen |
notulen:
notulen (L383p Melick)
|
het korte schriftelijke verslag van hetgeen behandeld is in een vergadering [notulen, nouten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23670 |
noveen |
noveen (<lat.):
noveen (L383p Melick)
|
Een negendaagse godsvruchtoefening, novene, noveen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18938 |
obstakel |
ongerief:
ongerief (L383p Melick)
|
iets dat het tot een einde brengen van een handeling in de weg staat [ongerief, mishand] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24903 |
ochtend (vanmorgen |
de tijdsduur van het aanbreken van de dag tot 12 uur s middags [morgend, morgen, voornoen, ochtend]:
smorges (L383p Melick)
|
s morgens) [N 91 (1982)]
III-4-4
|
23936 |
octaaf |
octaaf (<fr.):
octaaf (L383p Melick)
|
Een octaaf, periode van 8 dagen ter viering van een groot kerkelijk feest. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24947 |
oever |
kant:
Opm. v.d. invuller: het woord oever bestaat niet bij ons.
kant (L383p Melick)
|
oever [DC 02 (1932)]
III-4-4
|