34608 |
onderbak |
onderbak:
ōŋǝrbak (L383p Melick)
|
Onder de kar opgehangen laadvloertje. [N 17, 86]
I-13
|
25496 |
onderbeschuit |
onderste:
øŋǝlstǝ (L383p Melick)
|
Er was gevraagd naar de "onderkant van de beschuit". Het kan echter zijn dat een enkel woordtype duidt op "beschuit die van het onderste gedeelte van de beschuitbol wordt gebakken". [N 29, 65b]
II-1
|
32731 |
ondergronden, woelen |
ondergronden:
oŋǝrgronjǝ (L383p Melick)
|
Met een aparte ploeg of met een aan de gewone ploeg bevestigde schaar, klauw of haak de zool, harde laag of bank onder (in) de voor breken of openrakelen. [N 11, 46; N27, 13b]
I-1
|
32640 |
ondergronder, woeler |
ondergrondsploeg:
oŋǝrgronjs[ploeg] (L383p Melick)
|
De ondergronder of woeler was een aparte ploeg zonder kouter en riester, maar met een lansvormige schaar of twee in tegenovergestelde richting geplaatste messen vóór op het ploeghoofd. Vaak werd de oude aanaardploeg tot ondergronder omgebouwd. Met deze ploeg, die vóór de gewone ploeg uitging of erop volgde, werd de ondergrond, de bodem van de voor opengebroken. Men kon ook met de gewone ploeg de ondergrond losrakelen, door op de plaats van de voorschaar of het kouter, dan wel aan of onder de ploeghiel een woelschaar, een woelhaak of woelmes aan te brengen. Aldus werd tegelijkertijd de bovengrond geploegd en de ploegzool opengebroken. [N 11, 33j; N 11A, 76a + 76b + 77; N 27, 14]
I-1
|
33947 |
onderhaam |
onderhaam:
ōŋǝrhām (L383p Melick)
|
Twee met elkaar verbonden kussens die het paard onder het haam draagt, als dat te groot is. [N 13, 11; monogr.]
I-10
|
25498 |
onderkant van een peperkoek |
onderkant:
ǫŋǝrka.ntj (L383p Melick)
|
[N 29, 94b]
II-1
|
17619 |
onderlip |
onderlip:
òòngərlup (L383p Melick)
|
onderlip [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
25509 |
onderoven |
onderoven:
ǫngǝrǭvǝ (L383p Melick),
ǫŋǝrǭvǝ (L383p Melick)
|
De onderoven als plaats waar de narijs kan plaatsvinden: de informant van L 290 vermeldt dat dit vroeger zo gebeurde, terwijl de informant van L 383 zegt dat in de onderoven de narijs plaatsvindt bij koud weer. [N 29, 39a] || De ruimte beneden in de oven. Deze onder-oven heeft zowel in het bakhuis als in de bakkerij verschillende gebruiksmogelijkheden. De as wordt erin geborgen en eventueel wordt het hout erin gedroogd. Soms functioneert deze ruimte als rijsplaats voor het brood. Aardappelen kunnen erin bewaard worden evenals rapen, wortelen en bieten. Zelfs broedgrage hennen worden erin opgesloten (Weyns 68). De informant van Q 97 vermeldt nog de functie van "weegplaats voor fruit" voor deze onveroven, waarvan de informant uit L 269a zegt dat die zes vierkante meter groot is. Zie afb. 10. [N 29, 5a; N 29, 5b; monogr.]
II-1
|
33941 |
onderstangen |
drukboom:
drø̜kbǫu̯m (L383p Melick)
|
De twee naar onder stekende ijzeren delen van een bit dat gebruikt wordt om meer druk op de bek van het paard te kunnen uitoefenen. [N 13, 48]
I-10
|
31712 |
onderste handvat |
(onderste, korte, kleine, rechtse) knab:
ręxsǝ knap (L383p Melick),
ōŋǝrstǝ knap (L383p Melick)
|
Het onderste handvat van de steel van de zeis, dat in de rechterhand wordt gehouden. Doorgaans is dit het korte handvat van model A, zoals beschreven in de algemene toelichting van deze paragraaf en in de toelichting bij het lemma ''steel van de zeis''; daar zijn ook de gegevens opgenomen omtrent de localisatie van model B, waarvan het onderste handvat in de kromming van de steel zit of waar dit handvat lang en T-vormig is. Om de varianten van de substantiva onder één woordtype bijeen te houden en een vergelijking met de opgaven voor het bovenste handvat te vergemakkelijken, zijn de adjectiva (onderste, korte, kleine, enz.) als facultatief in het hoofdwoordtype opgenomen. Zie afbeelding 4, A2 en B2.' [N 18, 67c; N C, 3b2; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|