23798 |
ratel van witte donderdag |
klepper:
klepper (L383p Melick)
|
De ratel die van Witte Donderdag tot aan de zaterdag vóór Pasen in plaats van de altaarschel tijdens de mis wordt gebruikt. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
24767 |
ratelaar |
rammelaar:
rammeleer (L383p Melick)
|
Kleine ratelaar (rhinanthus minor 10 tot 40 cm groot. De stengels zijn niet of weinig vertakt; de bladeren groeien kruisgewijs, zijn smal en gezaagd. De bloemen staan in korte trossen, de kroonbuis is recht en geel, de bovenlip heeft zeer kleine witte o [N 92 (1982)]
III-4-3
|
20529 |
rauw |
rauw:
roewe (L383p Melick)
|
rauw; Hoe noemt U: Rauw, niet gekookt (groen, rauw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22338 |
ravotten |
worstelen:
wōrsjələ (L383p Melick)
|
Voor de grap met elkaar worstelen, ravotten, gezegd van kinderen [riepen, riepzakken, raggen, balkuinen, stoeien]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18868 |
razen en tieren |
tieren:
tieren (L383p Melick)
|
luidruchtig uiting geven aan woede [razen, tieren, tekeergaan, tobben] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19120 |
razend van woede |
buiten zichzelf:
boete zich zelf (L383p Melick)
|
razend van woede, zeer woedend [dol, dul] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24975 |
rechtop |
rechtop:
rechtop (L383p Melick)
|
rechtopstaand, recht omhoog staand [fiks] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18961 |
rechtvaardig |
rechtvaardig:
rechvaerdig (L383p Melick)
|
handelend naar recht en billijkheid, rechtvaardig [gerecht, gerechtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24082 |
rector |
rector (lat.):
rector (L383p Melick)
|
Een rector, de geestelijk leider van een klooster of gesticht. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
25083 |
reeks, rij |
rij:
rie (L383p Melick)
|
een rij van geregeld naast elkaar geplaatste dingen [resem, reeks] [N 91 (1982)]
III-4-4
|