20510 |
schenkel |
beenschijf:
beinsjief (L383p Melick)
|
schenkel; Hoe noemt U: Het onderste gedeelte van de achterpoot van een rund met het vlees eraan (schinkel, schenkel, bout, schenk, schonk) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19564 |
schenkkan |
bierkaraf:
beerkraf (L383p Melick),
jeneverkaraf:
sjneeverkraf (L383p Melick),
karaf:
kraf (L383p Melick)
|
karaf in het algemeen [N 20 (zj)] || karaf; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden (bierkrachtje, jeneverkrachje); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
32794 |
scherp eggen |
scherp [eggen]:
šɛrǝp (L383p Melick)
|
Werken met een eg die "scherp" is aangespannen. De tanden van de eg staan dan schuin naar voren gericht en gaan dientengevolge diep door de grond heen. Zie afb. 69. De termen zijn primair van toepassing op het werk met de oude houten eg die schuingeplaatste tanden had. In streken waar men gezien de grondsoort met één egtype kon volstaan en bij de bestrijding van onkruid uitsluitend of voornamelijk scherp egde, kan voor "scherp eggen" en "onkruid uiteggen" dezelfde term in gebruik zijn (geweest). Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten, zien men de toelichting bij het lemma ''eggen''.' [JG 1a + 1b add.; N 11A, 173a; N P, 15a; monogr.]
I-2
|
34199 |
scherp inhebben |
ijzer in de pens hebben:
īzǝr en dǝ pɛns hø̜bǝ (L383p Melick)
|
Spijsverteringsstoornis die ontstaat doordat de koeien met het voedsel scherpe voorwerpen als stukjes ijzerdraad, spijkers en spelden opnemen. Wanneer deze scherpe voorwerpen in de netmaag terechtkomen, kan er een ernstige spijsverteringsstoornis ontstaan. De dieren herkauwen niet meer, nemen geen voedsel meer op en hebben een lichte trommelzucht. Omdat de netmaag slechts door het middenrif van het hart en hartenzakje gescheiden is, kunnen scherpe voorwerpen gemakkelijk daar terechtkomen. Ze veroorzaken dan een ernstige etterige ontsteking die kan leiden tot de dood van het dier. Zie ook het lemma ''scherp inhebben (ijzer)'' in wbd I.3, blz. 471-472. [N 3A, 93; A 48A, 53]
I-11
|
20687 |
schijf braadspek |
herst:
Syst. WBD
hérs (L383p Melick)
|
Stuk gebraden spek (spekbraoj, braoj?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
23913 |
schijnheilig |
schijnheilig:
schienheilig (L383p Melick)
|
Schijnheilig [schienhèllig]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21891 |
schikken (wbd) |
schipperen:
sjippere (L383p Melick)
|
met elkaar tot overeenstemming komen bij een erfenis [schevelen, belen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
25070 |
schilfer |
schliver:
sjliver (L383p Melick)
|
een dun, afgebroken of loslatend blaadje van een harde of droge stof, bijv. gezegd van kalk of roest [bluster, vel, schilver] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
19532 |
schilmesje, aardappelmesje |
aardappelmets:
aerpelméts (L383p Melick)
|
mes waarmee aardappelen worden geschild [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21440 |
schimpen |
schelden:
sjelje (L383p Melick)
|
op onwaardige wijze kritiek uitspreken [schimpen, spijkeren] [N 85 (1981)]
III-3-1
|