20491 |
slurpen |
slurpen:
sjlurpe (L383p Melick)
|
slurpen; Hoe noemt U: Drank of vloeibaar voedsel hoorbaar opzuigen (slorpen, slurpen, slierpen, lerpen, lerwen, zabberen, slobberen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19364 |
sluwe persoon |
rotzak:
rotzak (L383p Melick),
smeerlap:
smjeerlap (L383p Melick)
|
een vindingrijk persoon maar in ongunstige zin [kuilotter] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20490 |
smakken |
smekken:
sjmekke (L383p Melick)
|
smakken; Hoe noemt U: Hoorbaar eten, een klappend geluid maken met de lippen of de tong bij het eten (smakken, smekken, smiksen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
33973 |
smalle buikriem |
buikriem:
būkrēm (L383p Melick)
|
Riem of ketting die onder de buik van het paard doorloopt en beide strengen verbindt. Vergelijk ook lemma Brede Buikriem. [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 61]
I-10
|
21136 |
smeer |
smeer:
sjmeer (L383p Melick)
|
het smeermiddel dat hoofdzakelijk uit vet bestaat en dat bedoeld is om voertuigen beter te laten lopen [smeer, ruut] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25590 |
smeermiddel |
reubolie:
rø̄bǭli (L383p Melick)
|
Het smeermiddel waarmee blik, plaat of vorm worden ingevet. In N 29, 38b werd gevraagd naar het middel waarmee men invette. Deze vraag is dubbelzinnig opgevat. Een aantal informanten geeft een benaming of voor een bepaalde vaste of vloeibare smeerstof op. Een ander aantal noemt het werktuig waarmee de smeerstof uitgesmeerd wordt. Op grond hiervan zijn de opgaven van N 29, 38 verdeeld over twee lemmata. [N 29, 38b]
II-1
|
18978 |
smeerpoes |
viezerik:
viezerik (L383p Melick)
|
iemand die er altijd vuil en onverzorgd uitziet [smeerpoes, vuillak, vetkees] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19073 |
smeken |
smeken:
sjmeeke (L383p Melick)
|
nederig en dringend vragen [permitteren, pernegracie, spelen, bidden, smeken] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21728 |
smokkelen |
smokkelen:
sjmoekele (L383p Melick)
|
verboden goederen, of goederen waarover rechten betaald moeten worden heimelijk over de grens brengen [lörzen, maroderen, smokkelen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20493 |
smullen |
smullen:
sjmulle (L383p Melick)
|
smullen; Hoe noemt U: Lekker eten, met veel plezier eten (smullen, smikkelen, snollen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|