34131 |
ver uitspringende hielen |
sabelhakken:
sābǝlhakǝ (L383p Melick)
|
[N 3A, 144a; monogr.]
I-11
|
25074 |
veranderen |
anders maken:
angers make (L383p Melick)
|
anders maken [anderen, veranderen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25618 |
verbranden |
verbranden:
vǝrbra.ntj (L383p Melick),
zwart zijn:
(het brood is) žwart (L383p Melick)
|
Bij een te hoge oventemperatuur zal de korst, speciaal de bovenkorst, verkolen. [N 29, 66a; monogr.]
II-1
|
21889 |
verdienen |
verdienen:
verdene (L383p Melick)
|
geld verdienen [bladen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18823 |
verdriet; verdriet doen |
bedroefd:
bedreufd (L383p Melick)
|
een treurige stemming, zieleleed, kwelling van het gemoed, verdriet [trubbel, spijt, pijn, lijden, deer, vliem] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34155 |
verdrogen |
verzijen:
vǝrzii̯ǝ (L383p Melick)
|
Minder melk gaan geven wegens drachtigheid. [N 3A, 72a]
I-11
|
17924 |
verfrommelen |
fronselen:
frunselle (L383p Melick)
|
Frommelen, verfrommelen: kreukels maken in bijv. een zakdoek (frommelen, fommelen, fronselen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21453 |
vergaderen |
vergaderen:
vergadere (L383p Melick)
|
ter vergadering bijeengekomen zijn, vergaderen [garen, gaderen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
30272 |
vergaring |
garing:
gēreŋ (L383p Melick)
|
De verbindingen of de raakvlakken tussen de uiteinden van de velgblokken. [N 17, 66; N G, 45c, monogr]
I-13
|
19251 |
vergeetachtig |
vergeetachtig:
vergaitegtig (L383p Melick)
|
zwak van geheugen, niet goed kunnende onthouden [vergetelijk, vergeetachtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|