34173 |
waterblaas |
waterblaas:
wātǝrblǭs (L383p Melick)
|
De eerste met vocht gevulde blaas die de weg baant voor het kalf. [N 3A, 52a]
I-11
|
19651 |
waterdamp |
damp:
damp (L383p Melick)
|
Wat zegt u in uw dialect tegen \"dampen\"? (dampen, dompen, doempen) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
24273 |
waterhoen |
waterhennetje:
waaterhinke (L383p Melick)
|
waterhoen
III-4-1
|
19510 |
waterketel, moor |
moor:
moor (L383p Melick)
|
waterketel van koper of ijzeren met hengsel en tuit (moor, meur) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21212 |
waterleiding |
leiding:
leiing (L383p Melick)
|
het stelsel van buizen waardoor drinkwater naar huizen geleid wordt [lei] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
26809 |
waterlossing |
graafje:
(mv.)
grē̜fkǝs (L383p Melick)
|
Greppel die men door een te ontginnen moeras graaft, om het water kwijt te raken. De opgaven bestrijken heel de provincies Limburg. [I, 61; N 27, 22]
II-4
|
24641 |
watermunt |
munt:
muntj (L383p Melick)
|
Watermunt (mentha aquatica 25 tot 90 cm groot. De plant is behaard; de stengels met bloemen aan de top; de bladeren zijn eivormig, ze zijn gesteeld, de bladrand is gezaagd of gekarteld; de bloemen staan in dichte kransen en zijn roodlila van kleur; de k [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24666 |
waterranonkel |
boterbloem:
bòterbloom (L383p Melick),
bôterbloom (L383p Melick)
|
Waterboterbloem (ranunculus aquatilis). Waterplant; de ondergedoken bladeren zijn slap, fijn verdeeld; de drijvende bladeren zijn ongeveer niervormig met 3-5 brede, gekartelde slippen; de bloemen zijn groot, vrij lang gesteeld, en wit met met een gele voe [N 92 (1982)]
III-4-3
|
20542 |
wecken |
wecken:
wècken (L383p Melick)
|
wecken; Hoe noemt U: Steriliseren van levensmiddelen in luchtdicht afgesloten flessen (wecken, inmaken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|