23442 |
brandkast in de sacristie |
brandkast:
brandjkas (L383p Melick)
|
De brandkast, kluis of safe, waarin de heilige vaten bewaard worden. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21468 |
brandslang |
slang:
sljang (L383p Melick)
|
de buis van soepele stof waardoor het water van een brandspuit geleid wordt [ader, darm] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33983 |
brede buikriem |
buikhelp:
buikhelp (L383p Melick)
|
Riem die onder de buik van het paard wordt gespannen en aan de twee uiteinden van de berries wordt vastgemaakt. Hij zorgt ervoor dat het paard steviger tussen de berries staat en voorkomt dat de kar opkipt. Deze riem is breder dan de smalle buikriem opdat hij bij het opkippen van de kar niet in de buik van het paard zou snijden. [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 73]
I-10
|
34080 |
brede tanden |
brede tanden:
brɛi̯ tɛnj (L383p Melick)
|
Blijvend gebit na de wisseling. [N 3A, 108c]
I-11
|
33710 |
breken van leem- of koffiebanken |
riolen:
riōlǝ (L383p Melick)
|
Het breken van leembanken of de donkerbruine, harde laag in zandige grond, de koffiebank genaamd. Dit deed men met een schop, een hak of een bepaald soort ploeg. [N 27, 13a; N 27, 13b]
I-8
|
24475 |
brem |
brem:
brym (L383p Melick)
|
brem [Roukens 03 (1937)]
III-4-3
|
21205 |
briefkaart |
briefkaart:
breefkaart (L383p Melick)
|
de kaart waarop men tegen lager tarief dan voor brieven correspondentie kan voeren [briefkaart, brievenkaart, postkaart, kaartbrief] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19245 |
broeden |
broeden ovr:
bruje (L383p Melick)
|
ontwerpen, uitdenken, gezegd van bijv. een plan, een aanslag [beramen, braaien, broeden] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34499 |
broeden, op eieren zitten |
broeden:
brø̄i̯ǝ (L383p Melick)
|
[N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
34504 |
broedende kip op eieren |
broek:
brūk (L383p Melick)
|
[N 19, 43a; JG 1a, 1b, 2c; L 14, 21; A 6, 1c; S 5; L B2, 320; monogr.]
I-12
|