20370 |
bruidsjonker |
bruidsjongetje:
broedsjungske (L383p Melick),
broedsjöngske (L383p Melick)
|
de bruidsjonker [brönker] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20371 |
bruidsmeisje |
bruidsmeidje:
broedsmaidje (L383p Melick)
|
het bruidsmeisje [brönkesje] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20385 |
bruidspaar |
bruidspaar:
broedspaar (L383p Melick)
|
het bruidspaar [N 96D (1989)]
III-2-2
|
23350 |
bruidsportaal |
onder de toren:
onger de toren (L383p Melick),
portaal (<oudfr.):
in t portaol (L383p Melick)
|
Vroeger werd een huwelijk soms ingezegend onder de kerkdeur of in een zijportaal. Hoe noemde men die plek [huwelijksdeur, bruidsportaal]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20372 |
bruidssluier |
sluier:
sjluier (L383p Melick)
|
de sluier van de bruid, trouwsluier [sleuer] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20375 |
bruidsstoet |
bruidsstoet:
broedsstoet (L383p Melick)
|
de bruidsstoet [broeds-tsoch] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20390 |
bruiloft |
bruiloft:
broelof (L383p Melick)
|
de bruiloft, het huwelijksfeest [hoeëchtsiet] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
34197 |
brulkoe |
brulkoe:
brølku (L383p Melick)
|
Een koe die aan de brulziekte lijdt. [N 3A, 101, A 48A, 45b, 45c; L 19B, 4a]
I-11
|
34138 |
brullen |
brullen:
brølǝ (L383p Melick)
|
Abnormaal geluid dat vooral wild geworden runderen uitstoten. [N 3A, 6; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
17634 |
buik |
buik:
boek (L383p Melick)
|
buik (lijf) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|