23713 |
engel des heren |
engel des heren:
engel des heren (L383p Melick)
|
Het "Engel des Heren"of "Angelus", het gebed bij het Angelus-luiden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23898 |
engelbewaarder |
engelbewaarder:
ingelbewaarder (L383p Melick)
|
Een beschermengel, bewaarengel, engelbewaarder, schutsengel. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24062 |
engelenmis |
engelenmis:
ingelemës (L383p Melick)
|
Een Engelenmis, een lijkdienst voor een kind dat jonger is dan zeven jaar en de eerste H. Communie nog niet heeft gedaan. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20333 |
enig kind |
enigst kind:
innigskindj (L383p Melick)
|
een enig kind; een kind dat geen broers of zusters heeft [koekoek, koekoeksjong] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
17775 |
enkel |
enkel:
inkəl (L383p Melick)
|
enkel [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
34047 |
enter |
jaarling:
jø̜rleŋ (L383p Melick)
|
Rund dat één jaar oud is. [N C, 9d; monogr.; add. uit N 3A, 15 en 20]
I-11
|
21204 |
envelop |
envelop (<fr.):
enveloppe (L383p Melick)
|
de omslag voor brieven [enveloppe, brievenzak, zakje] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23608 |
epistel |
epistel (<lat.):
epistel (L383p Melick)
|
De eerste lezing, het epistel [t/dn epistel, epiestel?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19013 |
er heet aan toegaan |
aan de kook maken:
aan de koak maken (L383p Melick)
|
er heet aan toegaan, er heftig aan toegaan [spannen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22433 |
ereboog |
ark:
ark (L383p Melick),
ereboog:
eerebaog (L383p Melick),
ereboag (L383p Melick, ...
L383p Melick)
|
De ereboog voor de jonge priester. [N 96D (1989)] || Een boog opgericht over iemands weg als eerbewijs, bijv. bij een feest [boog, triumf, toog]. [N 88 (1982)] || Een triumfboog of ereboog ter versiering van de straten [triejoemfboaëg]. [N 96C (1989)]
III-3-2
|