24078 |
geestelijke |
heer:
heer (L383p Melick)
|
Een priester die geen pater is [heer, geesteling]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18832 |
geestig |
droog:
druif (L383p Melick)
|
met fijnzinnige humor [koel, gevat, geestig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33705 |
gegraven waterloop |
graaf:
grāf (L383p Melick)
|
In het algemeen is in dit lemma sprake van een gegraven waterloop als afscheiding of om overtollig water af te voeren of om te bewateren. In dialectenquêtes zijn er veel vragen gesteld naar de benamingen voor een sloot, graaf of gracht. In de antwoorden bleek veel overlap te zitten. Het gaat hier om waterlopen die verschillend van breedte kunnen zijn. Omdat de antwoorden hierover niet eenduidig waren, was het niet mogelijk aan een begrip een vaste breedte toe te kennen. Algemeen kan men zeggen dat een gracht een bredere sloot is, een graaf een wat bredere, vaak droge sloot, en dat een goot, grub en zouw wat smallere waterlopen zijn. Het overeenkomstige bij alle waterlopen is dat ze gegraven zijn. [N 27, 24; AGV, m1; A 20, 1c; A 20, 1d; A 10, 21; A 2, 48; L 24, 27; L 1a-m; L 36, 4; L A1, 62; Lu 1, 5; R 14, 23j; S 11, 33; monogr.]
I-8
|
20692 |
gehakt |
gehakt:
Syst. WBD
gehak (L383p Melick)
|
Fijngehakt vlees (bilber?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
23728 |
geheimen van de rozenkrans |
geheimen:
geheime (L383p Melick)
|
De geheimen van de Rozenkrans bestaande uit de blijde geheimen, de droevige geheimen en de glorierijke of glorievolle geheimen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19263 |
gehoorzamen |
doen:
doon (L383p Melick, ...
L383p Melick),
luisteren:
loestere (L383p Melick)
|
een bevel opvolgen [pareren, luisteren, gehoorzamen] [N 85 (1981)] || gewillig of bereidwillig bevelen of aanwijzingen opvolgend, vooral gezegd van kinderen in betrekking tot ouders [gehoorzaam, gewarig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21317 |
gehucht |
gehucht:
gehuch (L383p Melick)
|
een klein dorpje zonder kerk [gehucht, bijval, uithoek] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20671 |
geitenmelksepap |
geitenmelkspap:
Syst. WBD
geitemae:lkspap (L383p Melick)
|
Pap van geitemelk (mienekespap?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19337 |
gekheid maken |
flarissenstreek:
flarissenstjreek (L383p Melick)
|
gekheid maken [mallen, follen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21466 |
gekkenhuis |
gekkenhuis:
gekkehoes (L383p Melick)
|
een instelling voor het verplegen van krankzinnigen [zothuis, gek[ken]huis, fermerie] [N 90 (1982)]
III-3-1
|