23537 |
geknield zitten |
op de knien zitten:
op de kneen zitte (L383p Melick)
|
(onder de consecratie) knielen, geknield zitten, op de knieën zitten [óp en kneije zitse?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20690 |
gekookte hersens |
gekookte hersens:
Syst. WBD
gekaokde herses (L383p Melick)
|
Gekookte hersens (frikkedellen, sepieten?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24809 |
gele ganzebloem |
goudsbloem:
goudsbloom (L383p Melick)
|
Gele ganzebloem (chrysanthenum segetum 20 tot 60 cm groot. De stengel is kaal en blauwgroen gekleurd. De bladeren zijn omgekeerd eivormig tot langwerpig, ze zijn kaal en blauwgroen, de bovenste zijn vrijwel ongedeeld, getand en iets stengel omvattend, d [N 92 (1982)]
III-4-3
|
33264 |
gele lupine |
boontjes:
bø̄nkǝs (L383p Melick)
|
Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.]
I-5
|
23501 |
gelezen mis |
leesmis:
laismes (L383p Melick)
|
Een gelezen, stille mis [lèèsmis, sjtil mès?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25078 |
gelijken (op) |
helpen herinneren:
help mig herinjere (L383p Melick),
trekken:
trekke (L383p Melick)
|
aan het genoemde doen denken, lijken, schijnen [tonen, lijken] [N 91 (1982)] || in vele opzichten overeenkomen (bijv. uiterlijk) [lijken, gelijken, trekken] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22334 |
gelijkspelen |
zijn zaadje terug hebben:
zīn zōͅt try(3)̄k høͅbə (L383p Melick)
|
Quitte spelen, niet verliezen maar ook niet winnen [zijn zaad hebben, tot zijn zaad zijn, gelijk spelen, gelijk staan]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
23949 |
gelofte |
gelofte:
gelofte (L383p Melick)
|
Een gelofte [t jelübde]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23880 |
geloftegeschenk |
ex-voto (<lat.):
exvoto (L383p Melick)
|
Een geloftegeschenk, beloftegift uit dankbaarheid voor een verkregen gunst of voor de genezing van een kwaal, een ex-voto. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23206 |
geloof |
geloof:
geloof (L383p Melick),
geluif (L383p Melick)
|
Het geloof [gloof, geloeëf, geleuf]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|