18002 |
verkleumd |
gans hard:
t was gansch hard van kou (P176a Melveren)
|
hij was gans verkleumd van de kou [ZND 28 (1938)]
III-1-2
|
18226 |
versleten |
versleten:
versleten (P176a Melveren),
versléte (P176a Melveren)
|
verslijten, versleet, versleten (volt.deelw.) [ZND 25 (1937)]
III-1-3
|
33756 |
veulen |
veulen:
vø̄lǝ (P176a Melveren)
|
Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.]
I-9
|
21537 |
vijf centiem |
solletje:
ie selleke (P176a Melveren)
|
Bestaat er een dialectnaam voor een stuk van 5 centimes? [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
21538 |
vijfentwintig centiem |
kwart:
kwart (P176a Melveren)
|
Bestaat er een dialectnaam voor een stuk van 25 centimes? [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
17769 |
vingerlid |
stuk van de vinger:
stuk v. ne vinger (P176a Melveren)
|
lid van de vinger [ZND 37 (1941)]
III-1-1
|
20727 |
vlaai |
vlaai:
Syst. Frings
vlōͅə (P176a Melveren)
|
Vla, bekend cirkelvormig gebak met vulling (vlaoj, flaaj, tabbeschaas?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20730 |
vlaai met deegdeksel |
dekselvlaai:
Syst. Frings
dɛksəlvlōͅə (P176a Melveren)
|
Vla met deksel van deeg (dekselvlaoj, slof, toeslaag?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20731 |
vlaai met reepjes deeg |
reepvlaai:
Syst. Frings
riəp˃vlōͅə (P176a Melveren)
|
Vla waarover kruislings reepjes van deeg zijn gelegd (lödderkesvlaa?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20729 |
vlaaienvulling |
spijsvlaai:
Syst. Frings
spɛ̄əs˃vlōͅə (P176a Melveren)
|
Vruchtenmoes dat op de vla gesmeerd wordt (spijs?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|