33256 |
klaver, algemeen |
klaver:
klǭvǝr (P176a Melveren)
|
De klaver- en klee-varianten in dit lemma vormen de verzamelnaam voor allerlei klaversoorten uit de familie van de Vlinderbloemigen. Klaver werd tot 1950 geteeld als groenvoer en als stoppelgewas. In de Nijmeegse lijst is niet naar de afzonderlijke soorten of naar de algemene naam gevraagd, alleen naar de benamingen voor verschillende oude klaversoorten. Hier zijn, naast de algemene naam in dit lemma, eerst enkele meestvoorkomende soorten apart behandeld en is tot slot een verzamellemma Andere Oude Klaversoorten toegevoegd. De scheiding in het Nijmeegse materiaal is achteraf aangebracht, op grond van de gewasnaam, de opmerkingen van de zegslieden en andere bronnen. Zie ook WBD.I, afl. 8, blz. 1408. [N 14, 83; JG 1a, 1b, 2b, 2c; A 4, 10; L 1, a-m; L B2, 348; L 20, 10; Wi 50; S 18; monogr.]
I-5
|
33262 |
klaverschoof |
schoof:
sxūf (P176a Melveren)
|
Gemaaide klaver wordt, zoals gras, gedroogd voordat het wordt opgeslagen voor de winter. Zie voor het hooien aflevering I.3. Uitdrukkelijk wordt vermeld dat men de gemaaide klaver niet bindt in L 164, 268 (soms), 270, 289, 289a, 290, 325. Vergelijk ook de behandeling van de graanschoof in aflevering I.4. [N 15, 18g]
I-5
|
19631 |
kleerkist, kleerkoffer |
garderobe:
gəldrōp (P176a Melveren)
|
Een houten koffer om (kleeren in te bewaren). [ZND 28 (1938)]
III-2-1
|
28709 |
kleermaker |
kleer-/kledermaker:
klimekǝr (P176a Melveren)
|
Algemene benaming voor persoon die kleren maakt. [N 59, 197a; L 1a-m; L 28, 2; S 18; monogr.]
II-7
|
33746 |
klein paard |
bidet:
bi`dęi̯ (P176a Melveren),
poney:
pǫ`nę (P176a Melveren)
|
Bedoeld is een paard dat lichter is dan een gewoon boerenpaard en dat men in de koets kan spannen. Een pony is lichter dan een bidet, die op zijn beurt niet zo zwaar als een ardenner is (P 49). Een dubbele pony is zwaarder dan een (enkele) pony of bidet (L 424). Een bidet, iets groter dan een pony, dient veelal als loop- en koetspaard (P 192, Q 168, 242). Een hit - waarbij eveneens een onderscheid tussen enkele en dubbele hit wordt gemaakt - kan vergeleken worden met een pony of bidet. Een ardenner is kort, dik en gedrongen (P 46), groter dan een pony maar kleiner dan een gewoon paard. Uit de antwoorden blijkt een sterke wisseling van de accentuering in pony en bidet. Pony met initiaal accent is aan het Nederlands, met finaal acent aan het Franse poney ontleend. De beginaccentuering in bidet gaat op een autonome ontwikkeling in de dialecten terug. Buiten de genoemde termen komen er nog een vrij groot aantal andere voor. Zie afbeelding 1. [JG la, lb, lc, 2c; N 8, 62a, 62b, 62c en 62d; A 4, 3; L 20, 3]
I-9
|
20723 |
kleine hoeveelheid eten |
klein rantsoentje:
Syst. Frings
klɛi̯ rátsuntšə (P176a Melveren)
|
Welk woord kent u voor een zeer kleine hoeveelheid eten (een brusselke, een kriemelke?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
25602 |
kleine uitsteeksels op de broodkorst |
hakkelen:
hakǝlǝ (P176a Melveren)
|
De bij het zigzag knippen ontstane kleine uitsteeksels op de broodkorst. [N 29, 44c]
II-1
|
21338 |
kleingeld |
enkel:
enkel (P176a Melveren)
|
kleingeld [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
23215 |
klepel |
klepel:
de kliepel van de klok (P176a Melveren)
|
De klepel van de klok. [ZND 28 (1938)]
III-3-3
|
33997 |
kletsoor |
klotsoor:
klǫtsīr (P176a Melveren)
|
Dun eindje touw of leer aan het uiteinde van het snoer van de zweep dat bij het slaan een knallend geluid maakt. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 95c; L B2, 245; L 8, 142; R 14]
I-10
|