e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Membruggen

Overzicht

Gevonden: 812
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
praam praam: prǭm (Membruggen) Neusknijper om het paard in bedwang te houden. Een praam bestaat uit een houtje met een lus eraan, die rond de bovenlip van het paard wordt gelegd en met het houtje wordt aangedraaid. Er bestaan ook metalen neusknijpers met deze functie (zie o.a. de termen muilijzer, tandijzer en gebitijzer). [JG 1b, 1c, 2c; N 13, 85; N 33, 377 en 380; S 28; monogr.] I-10
preekstoel preekstoel: preekstoeəl (Membruggen) De preekstoel [preek-, prèèk-, predichsjtool?]. [N 96A (1989)] III-3-3
prei poor: poweͅr (Membruggen), pwaor (Membruggen) [Goossens 1b (1960)] I-7
priesterkoor koor: kooër (Membruggen) Het achter de communiebanken gelegen, verhoogde voorste deel van de kerk, waar het hoofdaltaar en de koorbanken zich bevinden [koor, koeër, hoogkoor, priesterkoor?]. [N 96A (1989)] III-3-3
proppenschieter flotstoet: /  flots-toet (Membruggen) / [SND (2006)] III-3-2
punt van het blad van de zeis tip: tip (Membruggen) De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-3
raapzaadolie raapsmout: ropsmā.t (Membruggen) De olie die uit raapzaad wordt geslagen. Zie de toelichting bij het lemma Koolzaadolie. Bomolie is de olie die uit de eerste slagen van de molen wordt verkregen; ze is van goede kwalitetit en wordt als slaolie gebruikt. Bij de typen lijzend, lijzendsmout en lijzentesmout is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om raapolie gaat. Bij de opgave raapzaad is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om olie gaat. [JG 1a, 1b; monogr.] I-5
raat schijf: (mv)  šaw.vǝ (Membruggen) Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.] II-6
rammelaar hengst: heŋs (Membruggen), konijn: knāəns (Membruggen) rammelaar, mannetje konijn [Goossens 1b (1960)] III-2-1
rapen rapen: rǭ.pǝ (Membruggen) De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d] I-5