e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Membruggen

Overzicht

Gevonden: 812
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
winterwortelen wortelen: wǫtǝlǝ (Membruggen) Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.] I-5
wip wipwap: /  wipwap (Membruggen) / [SND (2006)] III-3-2
wisselen van de tanden wisselen: wi.sǝlǝ (Membruggen) Het breken of wisselen van de veulentanden gebeurt op twee en een half- à drie en een halfjarige leeftijd; het veulen verliest de melktanden en krijgt paardetanden, eerst de twee voorste tanden of binnentanden. Als het omstreeks vier jaar is, breken de twee middentanden en op vier en een half- à vijfjarige leeftijd de twee hoektanden. [JG 1a, 1b; N 8, 19] I-9
wit van het ei wit: wit (Membruggen) [JG 1b, 1c; monogr.] I-12
witte kool kabuisplant: kəbau.splā.ntə (Membruggen), wit moes: wit mūs (Membruggen) [Goossens 1b (1960)] I-7
witte kwikstaart kwikstaartje: kwikstatsje (Membruggen) kwikstaart (witte) III-4-1
wolfsgebit, gebroken gebit stang: staŋ (Membruggen) Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43] I-10
wortel wortel: wǫ.tǝl (Membruggen) Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.] I-4
worteltje molpenstaarten: moͅ.ləpəsteͅt (Membruggen), wortelen: woͅtələ (Membruggen) Fijne variëteit tuinwortelen [Goossens 1b (1960)] I-7
wroeten wroelen: vrȳlǝ (Membruggen) Met de snuit in de grond wroeten, gezegd van het varken. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b, 2c; L monogr.; Wi 56; S 45; monogr.] I-12