33238 |
winterwortelen |
wortelen:
wǫtǝlǝ (Q169p Membruggen)
|
Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.]
I-5
|
22373 |
wip |
wipwap:
/
wipwap (Q169p Membruggen)
|
/ [SND (2006)]
III-3-2
|
33779 |
wisselen van de tanden |
wisselen:
wi.sǝlǝ (Q169p Membruggen)
|
Het breken of wisselen van de veulentanden gebeurt op twee en een half- à drie en een halfjarige leeftijd; het veulen verliest de melktanden en krijgt paardetanden, eerst de twee voorste tanden of binnentanden. Als het omstreeks vier jaar is, breken de twee middentanden en op vier en een half- à vijfjarige leeftijd de twee hoektanden. [JG 1a, 1b; N 8, 19]
I-9
|
34538 |
wit van het ei |
wit:
wit (Q169p Membruggen)
|
[JG 1b, 1c; monogr.]
I-12
|
20654 |
witte kool |
kabuisplant:
kəbau.splā.ntə (Q169p Membruggen),
wit moes:
wit mūs (Q169p Membruggen)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
24280 |
witte kwikstaart |
kwikstaartje:
kwikstatsje (Q169p Membruggen)
|
kwikstaart (witte)
III-4-1
|
33943 |
wolfsgebit, gebroken gebit |
stang:
staŋ (Q169p Membruggen)
|
Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43]
I-10
|
32970 |
wortel |
wortel:
wǫ.tǝl (Q169p Membruggen)
|
Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.]
I-4
|
33563 |
worteltje |
molpenstaarten:
moͅ.ləpəsteͅt (Q169p Membruggen),
wortelen:
woͅtələ (Q169p Membruggen)
|
Fijne variëteit tuinwortelen [Goossens 1b (1960)]
I-7
|
17888 |
wroeten |
wroelen:
vrȳlǝ (Q169p Membruggen)
|
Met de snuit in de grond wroeten, gezegd van het varken. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b, 2c; L monogr.; Wi 56; S 45; monogr.]
I-12
|