e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Merkelbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
likken lekken: lèkke (Merkelbeek) likken; Hoe noemt U: Met de tong over iets heen en weer gaan om zo het voedsel op te nemen (likken, lekken, leppen) [N 80 (1980)] III-2-3
liniaal regel: regel (Merkelbeek) een dunne rechte lat met een maatverdeling om er lijnen langs te trekken [liniaal, linie, regel, regelet] [N 90 (1982)] III-3-1
linkshandig persoon linkspoot: leŋspoət (Merkelbeek) Zegt men van iemand die bij voorkeur zijn linker hand gebruikt: Het is een ... [DC 50 (1975)] III-1-2
linksvoor linksbuiten: lenksboete (Merkelbeek) Links- rechtsvoor. [DC 49 (1974)] III-3-2
lip lip: lup (Merkelbeek), lŭp (Merkelbeek) lip [DC 01 (1931)] III-1-1
lispelen (slissen) fluisteren: fluustere (Merkelbeek) de s en de z onduidelijk, met een eigenaardig zacht gesis uitspreken [lispelen, tispelen, strisselen] [N 87 (1981)] III-3-1
list truc: truk (Merkelbeek) een slimme vondst die men toepast om zijn doel te bereiken zodat daardoor een persoon misleid wordt [list, fint] [N 85 (1981)] III-1-4
loof loof: louf (Merkelbeek), eigen spellingsysteem  loof (Merkelbeek) De bladeren van een boom samen (loof, lover). [N 82 (1981)] || loof, lover III-4-3
loot, nieuw uitgelopen twijgje scheut: eigen spellingsysteem  sjuët (Merkelbeek) Een nieuw uitgelopen twijgje (spraon, scheut, schot, lot). [N 82 (1981)] III-4-3
losse plankbrug vlonder: vlonder (Merkelbeek) een brug die bestaat uit losse planken (vlonder, vonder, til, tilling, kwaak, vondel) [N 90 (1982)] III-3-1