24506 |
muurbloem |
muurviool:
-
moeriviool (Q034p Merkelbeek)
|
muurbloem [DC 17 (1949)]
III-4-3
|
22670 |
muziekinstrument |
instrument:
insrument (Q034p Merkelbeek)
|
Een instrument waarmee muziek gemaakt kan worden [instrument, muziekje]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
22666 |
muzikant |
musicus:
muzikus (Q034p Merkelbeek)
|
Iemand die een muziekinstrument bespeelt of muziek componeert [musicus, muzikant]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
26400 |
naaf |
naaf:
nāf (Q034p Merkelbeek)
|
De ronde blok in het midden van het wiel waardoor de as steekt en dat met de velg verbonden is via de spaken. Ter versterking worden er naafbanden rond aangebracht. Zie ook de lemmata middennaafbanden, muilband en achternaafband in II.11. [N 17, 58, 40, 50b; N G, 43; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; L 20, 20a; L 39, 21; A 4, 20a; monogr.]
I-13
|
28708 |
naaien |
naaien:
nēǝ (Q034p Merkelbeek)
|
Algemene benaming voor naaien. Informanten uit P 119, P 188 en Q 77 merken op dat de benaming lappen ouder is dan naaien. [N 62, 1a; N 62, 1d; A 2, 70; A 37, 1c; L 31, 46; Gi 1.IV, 12; MW; RND; Wi 40; S 25; monogr.]
II-7
|
18184 |
naakt |
bloot:
bloët (Q034p Merkelbeek),
naaks:
naaksj (Q034p Merkelbeek)
|
zonder kleren, onbedekt [naakt, nakst, nakend, naaks, naks, bloot] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
17848 |
naar huis gaan |
heimwaarts gaan:
hé:vəš gòa (Q034p Merkelbeek)
|
naar huis gaan [DC 03 (1934)]
III-1-2
|
21816 |
nabootsen |
na-apen:
noa aape (Q034p Merkelbeek)
|
iemands stemgeluid imiteren [nabootsen, papegaaien] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21843 |
nachtbraken |
nachtbraken:
nachtbrake (Q034p Merkelbeek)
|
tot diep in de nacht uitgaan, nachtbraken [zwabberen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
24394 |
nachtvlinder |
mot:
mot (Q034p Merkelbeek)
|
nachtuiltje, nachtvlinder [DC 18 (1950)]
III-4-2
|