e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Merkelbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
optillen oplichten: opluchte (Merkelbeek) (Op)heffen, tillen: in de hoogte heffen (beuren, heffen, tillen, lichten). [N 84 (1981)] III-1-2
opzitten bidden: eigen spellingsysteem  bèë (Merkelbeek) Hoe noemt u op de achterste poten zitten met opgeheven voorpoten, gezegd van een hond (bidden, lezen) [N 83 (1981)] III-2-1
orgel orgel: oergeldrieer (Merkelbeek) Iemand die een draaiorgel bespeelt [orgeldraaier, liereman]. [N 90 (1982)] III-3-2
orgeldraaier orgeldraaier: oergeldrieer (Merkelbeek) Iemand die een draaiorgel bespeelt [orgeldraaier, liereman]. [N 90 (1982)] III-3-2
os os: ø̜s (Merkelbeek) Gesneden mannelijk rund [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.] I-11
oude man oudje: auwtje (Merkelbeek) oude man [ouken, ouderling, oude paai, peke, pee, knar] [N 86 (1981)] III-2-2
oude vrouw bes: bèsj (Merkelbeek) oude vrouw [kogehel] [N 86 (1981)] III-2-2
oudejaarsavond oudjaar: awtjaor (Merkelbeek) Oudejaarsavond [silvesteraovent]. [N 06 (1960)] III-3-2
oudejaarsdag oudjaarsdag: auwtjaorsdaag (Merkelbeek) 31 december [oudjaar]. [N 88 (1982)] III-3-2
ouders ouders: ōͅu̯əš (Merkelbeek) ouders; Komt dit woord in het dialect wel voor? [DC 05 (1937)] III-2-2