21715 |
belasting |
belasting:
belasting (Q034p Merkelbeek)
|
de verplichting tot het betalen van een geldelijke bijdrage in de lasten van de overheid [tijns, cijns, belasting, taks] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21716 |
belastingbiljet |
aanslag:
aansjlaag (Q034p Merkelbeek)
|
het biljet waarop vermeld staat hoeveel belasting iemand moet betalen [lastenbrief, brandbrief, binnenboek] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21600 |
belofte niet houden |
zijn woord niet houden:
neet woërd haute (Q034p Merkelbeek)
|
een belofte niet houden [beenschijten, zijn woord intrekken, belezen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21190 |
bemanning |
bemanning:
bemanning (Q034p Merkelbeek)
|
de bemanning van een schip [bemanning, équipage] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25103 |
benauwd en vochtig weer |
drukkend (weer):
drökkend (Q034p Merkelbeek, ...
Q034p Merkelbeek),
nuttig:
nottig (Q034p Merkelbeek),
smoor:
schmoor (Q034p Merkelbeek)
|
drukkend warm, gezegd van het weer [zwoel, mof, zoel, flauw, smoel] [N 81 (1980)] || lucht die onweer en regen voorspelt [broeilucht, smerige lucht, donderlucht, schoer] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
17860 |
bengelen |
bengelen:
bengele (Q034p Merkelbeek),
bommelen:
boemele (Q034p Merkelbeek),
slingeren:
sjlingere (Q034p Merkelbeek)
|
Bengelen: heen en weer slingeren (bammelen, bommelen, bengelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19287 |
benieuwen |
zich spitsen:
zich sjpitse (Q034p Merkelbeek)
|
zijn nieuwsgierigheid wekken [wonderen, wonder doen, benieuwen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18932 |
beredderen |
beredderen:
bereddere (Q034p Merkelbeek)
|
zaken in orde brengen, zorgen dat iets goed loopt [betimperen, betrekken, kwijten, beredderen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24918 |
bergtop |
spits:
schpíts (Q034p Merkelbeek),
top:
tup (Q034p Merkelbeek)
|
top van een berg [spits, piek] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
21527 |
bericht |
kennismaking:
kennismaking (Q034p Merkelbeek)
|
een mondeling of schriftelijk overgebrachte mededeling, inlichting [tijding, ting, weet, bericht] [N 87 (1981)]
III-3-1
|