id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
24881 | pinksterbloem | lamhandje: In Doenrade, mijn geboorteplaats. laamhendje (Merkelbeek), pinksterbloem: peŋkstǝrblǫu̯m (Merkelbeek), - pinksterbloum (Merkelbeek) | Cardamine pratensis L. Een algemeen voorkomend, veldkersachtig plantje in graslanden, bermen en aan waterkanten met witte tot vaag lilagekleurde kruisbloempjes in trossen op een hol stengeltje en dun blad dicht bij de grond. Het bloeit van april tot juni en varieert in hoogte van 15 tot 50 cm. Niet te verwarren met de (echte) koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi L.; zie het lemma Echte Koekoeksbloem), die op dezelfde plaatsen groeit, maar roze-rode bloempjes heeft met gespleten kroonbladeren. Kroenekraan is de plaastelijke benaming van de kraanvogel. [N 37, 16f; A 17, 3; A 49B, 3; monogr.] || pinksterbloem [DC 17 (1949)] I-5, III-4-3 |
20060 | pioen | stokroos: - sjtokroos (Merkelbeek), ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007 sjtokroos (Merkelbeek) | [DC 17 (1949)]Pioen (Paeonia officinalis L.) [DC 17 (1949)] I-7, III-2-1 |
24364 | pissebed | molenvarken: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18) myəleveͅrkə (Merkelbeek), varkentje: eigen spellingsysteem verkske (Merkelbeek) | Hoe noemt u de keldermot, pissebed (kelderoog, varkentje, stekelvarken, steenmot, zespoter, varkensbeest) [N 83 (1981)] || pissebed, keldermot [GV K (1935)] III-4-2 |
33570 | pit van een steenvrucht | steen: eigen spellingsysteem sjteen (Merkelbeek) | De pit van een steenvrucht (kern, steen, pit, baak, teel, kelling). [N 82 (1981)] I-7 |
24974 | plaats maken | plaats maken: plaatsj make (Merkelbeek) | ruimte beschikbaar maken [plaats maken, schavelen] [N 91 (1982)] III-4-4 |
22479 | plaats waar de kegels staan | plaat: plaat (Merkelbeek) | De plaats waar de kegels staan opgesteld [bos]. [N 88 (1982)] III-3-2 |
19470 | plafond | plafond: plǝfǫn (Merkelbeek), zolder: zø̜ldǝr (Merkelbeek) | Zie kaart. Het ondervlak of de bekleding van een zoldering. In het onderzoeksgebied wordt onder een 'plafond' vooral een gepleisterde, meestal met lijsten en/of reliefs van stuc versierde bekleding van een zoldering verstaan. De term 'zoldering' wordt daarentegen gebruikt voor het ondervlak van een verdiepingsvloer waarvan de draagbalken nog zichtbaar zijn. Zie ook het 'Limburgs Idioticon', pag. 295, s.v. 'zoldering', ø̄Met de bepaalde betekenis van onbeplakten zolder. Geh. rond Maeseyck.ø̄ Om een gepleisterd plafond te maken worden eerst tengels op onderlinge afstand van ongeveer 7 cm onder de balken van de bovenliggende vloerlaag gespijkerd. Aan de tengels wordt vervolgens droog Maasriet bevestigd, dat met zigzagsgewijs om platkopspijkers gewonden koperdraad tegen de tengels wordt vastgeklemd. In plaats van riet kan ook steengaas worden gebruikt. Daarna wordt eerst een ruwe laag vette kalkmortel aangebracht en vervolgens wordt het geheel afgewerkt met een mengsel van kalk en gips. Langs de wand brengt men gewoonlijk een plint aan die wordt vervaardigd door op het plafond latjes te bevestigen en de plint gelijk met die latjes af te werken. Eventuele ornamenten worden met gips opgeplakt. In L 383 sprak men bij een boerderij vooral van de 'zolder' en in een gewoon huis van het 'plafond'. [N 6, 20; N 54, 143a; L 2, 19; monogr.; Vld.] II-9 |
24627 | plantenstek | loot: eigen spellingsysteem laot (Merkelbeek), stek: eigen spellingsysteem sjtek (Merkelbeek) | Afgesneden takje dat men in de grond zet om er een nieuwe plant uit te laten groeien (stek, poot). [N 82 (1981)] III-4-3 |
24667 | plataan | plataan: eigen spellingsysteem plataan (Merkelbeek) | De plataan; van deze boom schilfert de schors in plaen af waardoor de nieuwe geelgroene bast zichtbaar wordt; de boom heeft langgesteelde vruchten (plataan, plantaan, plom, plon, plen). [N 82 (1981)] III-4-3 |
19336 | plezier maken | zich amuseren: zich amuzere (Merkelbeek) | plezier, pret maken [plezieren, ruizen] [N 85 (1981)] III-1-4 |