21164 |
rails |
rails (<eng.):
rails (Q034p Merkelbeek)
|
de staven waarop een trein loopt [rails, riels, riggels] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19433 |
ramen lappen |
ruiten wassen:
roete wäsje (Q034p Merkelbeek)
|
ramen zemen [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19977 |
rammelaar |
rammel:
rĕməl (Q034p Merkelbeek),
rammelaar:
rammeleer (Q034p Merkelbeek)
|
Het speeltuig voor heel jonge kinderen, dat bestaat uit een holle bol met een handvat waarin zich één of meer losse balletjes bevinden [rammelaar, rammel, klater]. [N 88 (1982)] || konijn, mannetje [DC 04 (1936)]
III-2-1, III-3-2
|
24626 |
rank |
rank:
eigen spellingsysteem
rank (Q034p Merkelbeek),
tak:
eigen spellingsysteem
tak (Q034p Merkelbeek)
|
Stengel met bladeren, bloemen, etc. die in zichzelf niet voldoende stevigheid bezit om overeind te staan, vooral van klimplanten (reng, rank, rene, tak). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20515 |
ranzig |
gats:
gats (Q034p Merkelbeek),
sterk:
schterk (Q034p Merkelbeek)
|
ranzig; Hoe noemt U: Sterk smakend, onaangenaam ruikend gezegd van spek (ranzig, garstig) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19839 |
raspen |
raspen:
raspe (Q034p Merkelbeek, ...
Q034p Merkelbeek)
|
raspen; Hoe noemt U: Met een rasp fijn maken (raspelen, raspen, rieven) [N 80 (1980)]
III-2-1, III-2-3
|
20529 |
rauw |
rauw:
rouw (Q034p Merkelbeek)
|
rauw; Hoe noemt U: Rauw, niet gekookt (groen, rauw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18868 |
razen en tieren |
razen:
raoze (Q034p Merkelbeek)
|
luidruchtig uiting geven aan woede [razen, tieren, tekeergaan, tobben] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19120 |
razend van woede |
dol ziedend:
dol ziedend (Q034p Merkelbeek),
razend:
razend (Q034p Merkelbeek)
|
razend van woede, zeer woedend [dol, dul] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24975 |
rechtop |
recht:
recht (Q034p Merkelbeek)
|
rechtopstaand, recht omhoog staand [fiks] [N 91 (1982)]
III-4-4
|