18060 |
beroerte |
beslag:
besjlaag (Q034p Merkelbeek)
|
Beroerte: verlamming veroorzaakt door uitstorting van bloed in de hersenen (beroerte, beslag, aantok, slag). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20522 |
beschimmeld |
geschimmeld:
geschummeld (Q034p Merkelbeek)
|
beschimmeld; Hoe noemt U: Met schimmel bedekt, gezegd van een brood [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20540 |
beschimmelen |
gisten:
giste (Q034p Merkelbeek)
|
Hoe noemt U: Werken van het brood, zodat het schimmelt (spinnen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21730 |
beslag |
beslag:
besjlaag (Q034p Merkelbeek)
|
het in beslag nemen van goederen bijv. als uitvoering van een vonnis [beslag, kommer] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19285 |
beslissen |
doordrukken:
doërdrokke (Q034p Merkelbeek)
|
iets waarover verschil van gevoel is voorgoed tot een einde brengen [scheiden, beslissen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21673 |
besteden |
verteren:
vertère (Q034p Merkelbeek)
|
geld uitgeven voor een artikel [besteden, verteren] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21532 |
besteken |
cadeau (fr.) geven:
kado gēve (Q034p Merkelbeek),
schenken:
sjénke (Q034p Merkelbeek)
|
kado geven [schenken, besteken] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18922 |
bestemmen |
bestemmen:
bejstómme (Q034p Merkelbeek)
|
iets of iemand aanwijzen voor een bepaald doel [betijen, bestemmen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25105 |
bestendig weer |
vast (weer):
vast wĕĕr (Q034p Merkelbeek)
|
lucht die vast, bestendig weer betekent [hooilucht, vaste lucht] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33607 |
besvrucht, algemeen |
bes:
eigen spellingsysteem
bes (Q034p Merkelbeek)
|
Een vlezige sapige vrucht die aan een struik groeit (bes, bizzem, bezie, beer, bees, bezing, baaie). [N 82 (1981)]
I-7
|