e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Merkelbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roep- en lokwoord voor het varken kuus: køš (Merkelbeek) In plaats van kuus roepen klakt men ook wel met de tong. [N 19, 11a; VC 14, 2c (r] I-12
roep- en lokwoorden voor het lam lem: lɛm (Merkelbeek) [N 19, 74b; VC 14, 2k (R] I-12
roepen roepen: rope (Merkelbeek) op een luide manier iets mededelen, roepen [skriesen] [N 87 (1981)] III-3-1
roepwoord voor de geit met: mɛt (Merkelbeek), mettetje: mɛtǝkǝ (Merkelbeek) [N 19, 74e; VC 14, 2l r; L B2, 259e -263-; monogr.; N C, Q 111 add.] I-12
roepwoord voor de jonge geit mettetje: mɛtǝkǝ (Merkelbeek) [N 19, 74f; VC 14, 2m -r-] I-12
roezemoezen mompelen: Van Dale: mompelen, 1. binnensmonds, onverstaanbaar spreken; -half verstaanbaar zeggen; -2. stil gewag maken (van iets).  moempele (Merkelbeek) druk praten en fluisteren, gezegd van een groep mensen, roezemoezen [tipselen, strisselen, lispelen] [N 87 (1981)] III-3-1
rogge koren: [koren] (Merkelbeek) Secale cereale L. Tot in de jaren vijftig het meest geteelde graangewas in Limburg, met uitzondering van Haspengouw, waar tarwe de meest verbouwde graansoort was. Men zaait ongeveer 170 kg rogge per hectare. Het koren-gebied in dit lemma wijkt aanzienlijk af van dat in het lemma ''graan, koren'' (1.2.1); vergelijk de kaarten die bij de lemma''s getekend zijn. Zie voor de benaming koren en voor de fonetische documentatie van het woord [koren] in het gebied waar ''koren'' zowel de algemene benaming alsook de benaming van de rogge is, het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, a. [JG 1a, 1b; L 34, 55b; L lijst graangewassen, 6; S 30; Wi 52; monogr.; add. uit N 15, 1a] I-4
rommelpot robbelspot: roebelspot (Merkelbeek) De pot die met een (varkens)blaas is overspannen; door het midden ervan is een rietje gestoken dat men vochtig maakt en op en neer beweegt, wat de blaas in trilling brengt [rommelpot, hoeperpot, foeperpot, foekepot]. [N 88 (1982)] III-3-2
rondreizen, pendelen rondreizen: roendjreze (Merkelbeek) rondreizen [pendelen, de navet doen] [N 90 (1982)] III-3-1
rondreizende toneelgroep ambulant toneel: ambulant toneel (Merkelbeek) Een rondzwervende toneelgroep die overal voorstellingen geeft [spelleke]. [N 90 (1982)] III-3-2