24359 |
spitsmuis |
spitsmuis:
eigen spellingsysteem
sjpítsmoes (Q034p Merkelbeek)
|
Hoe noemt u het insektenetend diertje, veel op een muis lijkend, met spitse kop, dunne poten en een vrij lange staart (spitsmuis, dol, aardbol) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24706 |
splitsing van de stam |
vork:
eigen spellingsysteem
voerk (Q034p Merkelbeek)
|
Het deel van de boom waar de stam zich in tweeën splitst (gaffel, mik, vork). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
19806 |
spons |
spons:
sjpons (Q034p Merkelbeek)
|
spons om ruiten mee schoon te maken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
21160 |
spoorweg |
spoor:
sjpaor (Q034p Merkelbeek)
|
een weg met rails waarover men wagens die mechanisch voortbewogen worden, laat lopen voor het vervoer van personen en goederen [spoorweg, route, ijzerenweg] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
34483 |
sporen van de haan |
hanensporen:
hānǝšpǭrǝ (Q034p Merkelbeek)
|
Doornachtige hoornuitwas van de poten van de haan. [N 6, 3; L 7, 27b; monogr.]
I-12
|
19707 |
sport van een stoel |
sproot:
šprōͅt (Q034p Merkelbeek)
|
ronde of vierkante latten, die soms de poten van een stoel aan de onderzijde verbinden [DC 19 (1951)]
III-2-1
|
19359 |
spotten |
de spot drijven:
de sjpot drieve (Q034p Merkelbeek)
|
de spot drijven met [spotten, spreeuwen, truten, zwanzen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
24249 |
spreeuw |
spreeuw:
šprēw (Q034p Merkelbeek)
|
Hoe heet de spreeuw? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
21352 |
spreken, praten |
kallen:
kalle (Q034p Merkelbeek),
spreken:
sjpréékə (Q034p Merkelbeek)
|
praten [DC 02 (1932)] || spreken; ik versta jullie niet, jullie moeten een beetje harder - [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
24994 |
sprenkelen |
schrenkelen:
sjrenkele (Q034p Merkelbeek)
|
druppelsgewijze uitstrooien, uitgieten [spuiten, sprenkelen, sprengen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|