22771 |
zingen |
fluiten:
fleute (Q034p Merkelbeek),
slaan:
sjlao (Q034p Merkelbeek),
zingen:
zènge (Q034p Merkelbeek)
|
het geluid van zangvogels (slaan, slagen, zingen, fluiten) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
20283 |
zogen, voeden (overg.) |
de borst geven:
borst gève (Q034p Merkelbeek),
de mem geven:
mem gève (Q034p Merkelbeek),
de tit geven:
cf. WNT s.v. "tet - tette"1. en s.v. "tit (I) - titte"; cf. VD s.v. "tit"(enigszins gew.)
de tit gève (Q034p Merkelbeek),
zogen:
zoge (Q034p Merkelbeek)
|
borstvoeding geven: Een kind aan de borst voeden (minnen, de mem geven, houden). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
18890 |
zonder opzet |
niet gemeend:
neet gemiend (Q034p Merkelbeek)
|
zonder opzet, zonder bedoeling [buiten besouw] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20189 |
zoon |
jong:
juŋ (Q034p Merkelbeek, ...
Q034p Merkelbeek)
|
(zoon;) Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd? [DC 05 (1937)] || zoon; (Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
19233 |
zorgen voor |
zich inzetten:
zich inzette (Q034p Merkelbeek)
|
toezien en moeite doen dat iets uitgevoerd of onderhouden wordt [gadeslaan, bezorgzaam zijn, bekommerd zijn] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20826 |
zout |
zout:
zōͅu̯t (Q034p Merkelbeek)
|
zout [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
20286 |
zuigfles |
fles:
flesj (Q034p Merkelbeek)
|
zuigfles; een fles met speen om zuigelingen met melk te voeden [teuter, lots, tutter, teuterfles] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
21324 |
zuinig |
nauw:
neij (Q034p Merkelbeek),
spaarzaam:
sjpaarzaam (Q034p Merkelbeek)
|
van zijn bezit telkens een zo klein mogelijk gedeelte uitgevend om te sparen [zuinig, econoom, civiel, benauwd, kiem] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21523 |
zuinig zijn |
op de cent zitten:
op de cent zitte (Q034p Merkelbeek)
|
van zijn bezit telkens een zo klein mogelijk gedeelte uitgevend om te sparen [zuinig, econoom, civiel, benauwd, kiem] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20336 |
zuster |
zuster:
zøͅstər (Q034p Merkelbeek)
|
zuster; bestaat er een woord voor broers en zusters samen (Hd. Geschwister?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|