id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
18888 | gril | verlangen: verlange (Merkelbeek) | een plotseling opkomende onberedeneerde gedachte of wens [gril, loet, nuk, kuur, streek, kneep, stuip, bijze] [N 85 (1981)] III-1-4 |
18884 | grinniken | giechelen: gichele (Merkelbeek) | lachen, niet hardop en met een knorrend bijgeluid, soms spottend [grinniken, grinnieken, gabberen, gramelen, gremelen] [N 85 (1981)] III-1-4 |
24732 | groei, wasdom | groei: eigen spellingsysteem gruij (Merkelbeek) | Groei, wasdom, levenskracht in planten (tier, krots). [N 82 (1981)] III-4-3 |
17541 | groeien | groeien: gruije (Merkelbeek), groter worden: grò:ətər wêərdə (Merkelbeek), wassen: wasse (Merkelbeek), wasǝ (Merkelbeek), wàsə (Merkelbeek), zwieren: sjwiere (Merkelbeek) | De algemene benaming voor het groter worden van het gewas. Het oude Limburgse woord is wassen; zoals de kaart laat zien, komt de term groeien onder invloed van het Nederlands echter al in bijna heel Limburg voor. Aarden betekent eigenlijk "goed groeien, goede opbrengst laten verwachten", evenals (ge)dijen en tieren in het tweede deel van het lemma. De benaming struiken betekent "een struik vormen" in de uitdrukking "het koren is al goed gestruikt" (Q 111). De opgegeven antwoorden voor "dat gewas ''gedijt'' niet" staan achter in het lemma bijeen. [RND 124; L 32, 13; L 44, 45; monogr.; add. uit A 3, 16; L 4, 16; L A2, 374] || groeien (Je bent nog niet groot genoeg om een flesch wijn leeg te drinken, je moet eerst nog wat groeien en grooter worden.) [DC 03 (1934)] || groeien: Groter worden: in grootte toenemen, gezegd van kinderen (groeien, wassen, profiteren). [N 84 (1981)] || groter worden (Je bent nog niet groot genoeg om een flesch wijn leeg te drinken, je moet eerst nog wat groeien en grooter worden.) [DC 03 (1934)] I-4, III-1-1 |
24715 | groeien, wassen | groeien: eigen spellingsysteem gruije (Merkelbeek), wassen: eigen spellingsysteem wasse (Merkelbeek) | Groeien, in grootte toenemen, gezegd van bomen, planten, bloemen (groeien, wassen). [N 82 (1981)] III-4-3 |
24594 | groene berkentak | berkenmei: eigen spellingsysteem berkemeij (Merkelbeek) | Een groene berketak (berkemei). [N 82 (1981)] III-4-3 |
20778 | groente | groente: eigen spellingsysteem greunte (Merkelbeek) | De gewassen die door mensen als voedsel worden gebruikt in het algemeen (groente, potazzie). [N 82 (1981)] III-2-3 |
33503 | groente, algemeen | groente: eigen spellingsysteem greunte (Merkelbeek) | De gewassen die door mensen als voedsel worden gebruikt in het algemeen (groente, potazzie). [N 82 (1981)] I-7 |
17547 | grof gebouwd | fors: forsj (Merkelbeek) | Grof gebouwd: groot, zwaar (struis, grof). [N 84 (1981)] III-1-1 |
19979 | grommen | grommen: eigen spellingsysteem groeme (Merkelbeek) | Hoe noemt u een dof, laag, grommend geluid voortbrengen, gezegd van honden (grauwelen, gronzen, grommen, grozen, grollen) [N 83 (1981)] III-2-1 |