e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Merkelbeek

Overzicht

Gevonden: 2235
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
half- of stiefbroer halve broer: hau̯və broͅu̯ər (Merkelbeek), stiefbroer: štēf˂broͅu̯ər (Merkelbeek) half- of stiefbroeder [DC 05 (1937)] III-2-2
half- of stiefzuster halfzuster: hāu̯f˃zøͅstər (Merkelbeek), stiefzuster: štēf˃zøͅstər (Merkelbeek) half- of stiefzuster [DC 05 (1937)] III-2-2
halm, stengel van de graanplant spier: špīr (Merkelbeek) De graanhalm is de meestal ronde en gelede stengel van de te velde staande graanplant. Hier het algemene woord, dat veelal ook de benaming voor de gehele graanplant is. Een aantal termen (bv. spier, spit, ...) wordt niet alleen gebruikt voor de stengel van de te velde staande graanplanten, maar ook -en blijkens een niet gering aantal aar-opgaven wellicht nog meer- voor de geoogste en gedorste graanstengels, de strohalm; zie de toelichting bij het volgende lemma ''strohalm'' (1.3.2). Veelal zijn ze ook toepasselijk op de grasspriet (zie het lemma ''grasspriet'' (1.5) in aflevering I.3), enkele zelfs op de graankorrel (zie het lemma ''graankorrel'' (2.6) in deze aflevering). Voor een aantal plaatsen werd het tweelettergrepige ''spieren'' als enkelvoud opgegeven. Zie afbeelding 2, a. [N P, 4b; JG 1a, 1b; L 1, a-m; S 12; Wi 13; monogr.] I-4
hals hals: hals (Merkelbeek), haus: haus (Merkelbeek) hals [DC 01 (1931)] III-1-1
halssnoer kraal: (voor de hele ketting).  kral (Merkelbeek) aan een snoer geregen kralen, parels, enz. als halssieraad [toer, snoer, ketting, karkant, collier] [N 86 (1981)] III-1-3
halve maan, eerste kwartier eerste kwartier: iësjte kerteer (Merkelbeek), jong licht: jáénk leech (Merkelbeek) schijngestalte van de maan: eerste kwartier, halve maan [wassende maan, wassenaar] [N 81 (1980)] III-4-4
halve maan, laatste kwartier afgaande maan: aafgoande moan (Merkelbeek), laatste kwartier: letste kerteer (Merkelbeek) schijngestalte van de maan: laatste kwartier [afnemende, donkere maan] [N 81 (1980)] III-4-4
hand hand: handj (Merkelbeek), hàndj (Merkelbeek) hand [DC 01 (1931)] III-1-1
handboei boei: boei (Merkelbeek) de boei waarmee handen geboeid worden [paternoster, handboei] [N 90 (1982)] III-3-1
handel commerce (fr.): kommers (Merkelbeek), mangel: manjel (Merkelbeek) het kopen en verkopen, het doen van koopmanszaken [agotie, negotie, commerce, handel] [N 89 (1982)] III-3-1