20343 |
half- of stiefbroer |
halve broer:
hau̯və broͅu̯ər (Q034p Merkelbeek),
stiefbroer:
štēf˂broͅu̯ər (Q034p Merkelbeek)
|
half- of stiefbroeder [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20344 |
half- of stiefzuster |
halfzuster:
hāu̯f˃zøͅstər (Q034p Merkelbeek),
stiefzuster:
štēf˃zøͅstər (Q034p Merkelbeek)
|
half- of stiefzuster [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
32987 |
halm, stengel van de graanplant |
spier:
špīr (Q034p Merkelbeek)
|
De graanhalm is de meestal ronde en gelede stengel van de te velde staande graanplant. Hier het algemene woord, dat veelal ook de benaming voor de gehele graanplant is. Een aantal termen (bv. spier, spit, ...) wordt niet alleen gebruikt voor de stengel van de te velde staande graanplanten, maar ook -en blijkens een niet gering aantal aar-opgaven wellicht nog meer- voor de geoogste en gedorste graanstengels, de strohalm; zie de toelichting bij het volgende lemma ''strohalm'' (1.3.2). Veelal zijn ze ook toepasselijk op de grasspriet (zie het lemma ''grasspriet'' (1.5) in aflevering I.3), enkele zelfs op de graankorrel (zie het lemma ''graankorrel'' (2.6) in deze aflevering). Voor een aantal plaatsen werd het tweelettergrepige ''spieren'' als enkelvoud opgegeven. Zie afbeelding 2, a. [N P, 4b; JG 1a, 1b; L 1, a-m; S 12; Wi 13; monogr.]
I-4
|
17627 |
hals |
hals:
hals (Q034p Merkelbeek),
haus:
haus (Q034p Merkelbeek)
|
hals [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
18236 |
halssnoer |
kraal:
(voor de hele ketting).
kral (Q034p Merkelbeek)
|
aan een snoer geregen kralen, parels, enz. als halssieraad [toer, snoer, ketting, karkant, collier] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
25225 |
halve maan, eerste kwartier |
eerste kwartier:
iësjte kerteer (Q034p Merkelbeek),
jong licht:
jáénk leech (Q034p Merkelbeek)
|
schijngestalte van de maan: eerste kwartier, halve maan [wassende maan, wassenaar] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25219 |
halve maan, laatste kwartier |
afgaande maan:
aafgoande moan (Q034p Merkelbeek),
laatste kwartier:
letste kerteer (Q034p Merkelbeek)
|
schijngestalte van de maan: laatste kwartier [afnemende, donkere maan] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
17659 |
hand |
hand:
handj (Q034p Merkelbeek),
hàndj (Q034p Merkelbeek)
|
hand [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
21731 |
handboei |
boei:
boei (Q034p Merkelbeek)
|
de boei waarmee handen geboeid worden [paternoster, handboei] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21849 |
handel |
commerce (fr.):
kommers (Q034p Merkelbeek),
mangel:
manjel (Q034p Merkelbeek)
|
het kopen en verkopen, het doen van koopmanszaken [agotie, negotie, commerce, handel] [N 89 (1982)]
III-3-1
|