33260 |
andere oude klaversoorten |
stoppelklee:
štǫpǝl[klee] (Q034p Merkelbeek)
|
In dit lemma staan de niet in de andere lemmaɛs met behandelde klaversoorten bijeen. Vergelijk de behandeling van het materiaal voor vraag N 14, 82, "oude grassoorten" in aflevering I.3. Enkele soorten kunnen worden geïdentificerd; hopklaver is de Medicago lupulina L.; rolklaver (en rolklee) is de Lotus corniculatus L.; bastaardklee is de Trifolium hybridum L.; honingklee is de Melilotus Miller; luzerne of luzerneklee is de Medicago sativa L. Bij ɛstoppelkleeɛ (L 330): "tegelijk met het graan gezaaide klaver die na het maaien van het graan tussen de stoppels opschiet". Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.; add. uit A 60A, 14]
I-5
|
25242 |
andere soorten sneeuw |
droge sneeuw:
droge sneeuw
druge schníe (Q034p Merkelbeek)
|
verschillende soorten sneeuw [spuwsneeuw, watersneeuw] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24525 |
andoorn |
bruinheilige:
Veldeke andoorn (voor opgave, zie vragenlijst N92 voor Q 111)
broenhèllige (Q034p Merkelbeek, ...
Q034p Merkelbeek)
|
andoorn [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24403 |
angel van bij of wesp |
angel:
eigen spellingsysteem
angel (Q034p Merkelbeek)
|
Hoe noemt u het orgaan waarmee bijen en wespen steken (angel) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
33621 |
anjelier |
fletje:
fletje (Q034p Merkelbeek)
|
[DC 17 (1949)]
I-7
|
19819 |
anjer, anjelier (dianthus caryophyllus l.) |
violet:
-
flètjes (Q034p Merkelbeek)
|
tuinanjer [DC 17 (1949)]
III-2-1
|
21829 |
antwoorden |
anderen?:
antjere (Q034p Merkelbeek)
|
ten antwoord geven [antwoorden, anderen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
33617 |
appel, algemeen |
appel:
appel (Q034p Merkelbeek)
|
I-7
|
33494 |
appelboom |
appelboompje:
Vraag: "appelboomjes", diminutief gelaten; enkelvoud opgenomen
eppelbömkə (Q034p Merkelbeek)
|
[DC 03 (1934)]
I-7
|
21119 |
appels van de boom schudden |
schudden:
eigen spellingsysteem
sjödde (Q034p Merkelbeek)
|
Appels van de boom schudden (muiken). [N 82 (1981)]
III-2-3
|