24376 |
huisjesslak |
karakol:
eigen spellingsysteem
karrekol (Q034p Merkelbeek)
|
Hoe noemt u de slak die haar huisje op haar rug meedraagt (kerrekol) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24172 |
huismus, mus |
mus:
möš (Q034p Merkelbeek)
|
Hoe heet de huismusch? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
24389 |
huisvlieg, vlieg |
vlieg:
vleig (Q034p Merkelbeek)
|
vlieg, huisvlieg [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
33609 |
huisweide |
hofwei:
hōͅf[wei} (Q034p Merkelbeek),
huiswei:
hierin stond vaak het bakhuis
hūs[wei} (Q034p Merkelbeek)
|
I-7
|
21807 |
hulp vragen |
hulp vragen:
hulp vraoge (Q034p Merkelbeek),
om hulp vragen:
oem hulp vraoge (Q034p Merkelbeek)
|
het vragen iets te willen doen, verzoek [bede] [N 85 (1981)] || iemand vragen te helpen [genaden] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
18936 |
hulp, bijstand |
hulp:
hulp (Q034p Merkelbeek)
|
de ondersteuning die men iemand geeft om zijn werk af te maken [hulp, genade] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24572 |
hulst |
hulst:
eigen spellingsysteem
hulst (Q034p Merkelbeek)
|
De altijdgroene heester met stijve, stekelpuntige, glimmende bladeren, witte bloemen en rode bessen; hulst (heukel, velst, ulster, prikblad). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
17956 |
huppelen |
huppelen:
huppele (Q034p Merkelbeek)
|
Huppelen: met kleine sprongetjes zich voortbewegen (hippen, hoppen, huppen, huppelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22405 |
hutselen |
mischen (du.):
misje (Q034p Merkelbeek)
|
Schudden van het geld voordat men het opgooit [hutselen, uteren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20429 |
huwelijk |
trouw, de -:
trouw (Q034p Merkelbeek)
|
de plechtigheid waarbij het samenleven van een man en een vrouw wettelijk geregeld wordt [huwelijk, trouw, trouwerij] [N 87 (1981)]
III-2-2
|